Het belastingreglement tweede verblijven goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 18 december 2014 kwam tot stand in een stadsregionaal kader waarbij de toenmalige reglementen in alle gemeenten van de stadsregio geëvalueerd en bijgestuurd werden. Vervolgens werd een voorstel uitgewerkt tot bijsturing van het belastingreglement tweede verblijven voor Beerse. De wijzigingen/toevoegingen hadden betrekking op:
De huidige wijziging heeft enkel betrekking op een verduidelijking van de de termijn van de aangifteplicht. Voor het overige zijn er geen inhoudelijke aanpassingen.
Het is aangewezen om de bepaling inzake de aangifteplicht verder te verfijnen, dit is opgenomen in artikel 5.
De heer Hans Woestenborghs, schepen Financiën, geeft toelichting bij dit agendapunt.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.
Pandenbeleid - Hernieuwing reglement heffing op tweede verblijven, goedgekeurd door de gemeenteraad op 19 december 2019.
Met ingang van heden en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 wordt een gemeentebelasting geheven op de tweede verblijven.
Artikel 2: Begripsomschrijving
§1. Tweede verblijf
Als tweede verblijf wordt beschouwd: elke woongelegenheid waarvan degene, die er kan verblijven, voor deze woongelegenheid op 1 januari van het aanslagjaar niet ingeschreven is in de bevolkingsregister, vreemdelingenregister of het wachtregister en waarvoor deze persoon ook nog geen aanvraag tot inschrijving heeft ingediend, ongeacht het feit of het gaat om woningen, landhuizen, bungalows, appartementen, studio’s, studentenhuizen, (studenten)kamers, grote of kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets, met chalets gelijkgestelde caravans, en alle andere vaste woongelegenheden, maar die op elk ogenblik door hem voor bewoning kan worden gebruikt.
§2. Als tweede verblijf wordt niet beschouwd:
a) tenten en woonaanhangwagens
b) verplaatsbare caravans, tenzij ze ten minste drie maanden van een jaar opgesteld blijven om als woongelegenheid aangewend te worden
c) ziekenhuizen, vluchthuizen, woningen die gebruikt worden voor begeleid wonen
d) hotels, gastenkamers, vakantiewoningen, vakantielogies zoals bedoeld in het decreet van 5 februari 2016 en latere wijzigingen betreffende het toeristische logies, en dit op voorwaarde dat zij aangemeld werden bij of vergund werden door de dienst Toeristische Vergunningen
e) verblijven zoals bedoeld in het decreet van 18 juli 2003 en latere wijzigingen betreffende de verblijven en verenigingen die een werking uitoefenen in het kader van ‘Toerisme voor Allen’
f) de tijdelijk leegstaande woongelegenheid waarvan het bewijs wordt voorgelegd dat ze in de loop van het aan het aanslagjaar voorafgaande kalenderjaar als hoofdverblijfplaats werd aangewend blijkens de gegevens van het bevolkingsregister, vreemdelingeregister of wachtregister.
§3. Dit reglement is niet van toepassing op woningen die werden opgenomen op een inventaris of register in het kader van het gemeentelijk belastingreglement op gebouwen en/of woningen die beschouwd worden als leegstaand.
Artikel 3: Belastingplichtige
De belasting is verschuldigd door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op 1 januari van het belastingjaar houder is van een van de hierna vermelde zakelijke rechten op het tweede verblijf:
- de volle eigendom
- het recht van opstal of van erfpacht
- het vruchtgebruik
Artikel 4: Tarieven
§1. De belasting wordt vastgesteld per tweede verblijf dat volgens het gewestplan Turnhout (K.B. 30/09/1977) gelegen is:
- in een woongebied in de ruime zin 1.000,00 euro
- in een gebied voor verblijfsrecreatie 300,00 euro
- buiten de woongebieden en de gebieden voor verblijfsrecreatie 500,00 euro
Indien een gebouw meerdere woongelegenheden bevat die als tweede verblijf kunnen beschouwd worden, is de belasting verschuldigd per tweede verblijf. De belasting is ondeelbaar en voor het ganse jaar verschuldigd, welke ook de datum is waarop die persoon ophoudt houder van het zakelijk recht van het belaste goed te zijn.
§2. Belastingvermindering huisvesting seizoensarbeiders in agrarisch gebied
De belasting wordt verminderd tot 40 euro per tweede verblijf indien de houder van het zakelijk recht van het tweede verblijf een bewijs kan voorleggen dat het tweede verblijf gebruikt werd voor kortverblijf door seizoensarbeiders in de land- en tuinbouwsector op 1 januari van het aanslagjaar of gedurende het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar. Een seizoensarbeider is een gelegenheidsarbeider zoals vermeld in het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen van 12 juli 2013 en latere wijzigingen.
Deze vermindering kan enkel worden toegestaan indien het tweede verblijf dat door de seizoensarbeiders betrokken wordt, gelegen is in agrarisch gebied.
De houder van het zakelijk recht kan het bewijs van het gebruik leveren door het voorleggen van:
- een kopie van een loonfiche of een kopie van een Dimona-aangifte of een kopie van een gelegenheidsformulier (plukkaart);
- en een afschrift melding van aanwezigheid of een aankomstverklaring (enkel in geval van EU-vreemdelingen of niet-EU-vreemdelingen)
Indien een gebouw meerdere woongelegenheden bevat die als tweede verblijf kunnen beschouwd worden, is de belasting verschuldigd per tweede verblijf.
Artikel 5: Aangifteplicht
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier. Het belastingkohier wordt opgesteld door het college van burgemeester en schepenen op grond van de aangifte van de belastingplichtige. De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, moet worden ingediend bij het gemeentebestuur uiterlijk op 1 juli van het aanslagjaar. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 1 juli van het aanslagjaar aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens te bezorgen.
Artikel 6: Ambtshalve belasting
§1. Bij gebrek aan een aangifte of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve in gekohierd volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de belastingplichtige per aangetekend schrijven de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag gebaseerd is, de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
§2. De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met 25 % van de verschuldigde belasting en in geval van herhaling het tweede jaar aan 50 % en het derde jaar aan 100 % van het verschuldigde bedrag. Het bedrag van deze verhoging wordt ingekohierd. De gemeente beschikt hiervoor over een aanslagtermijn van 3 jaar vanaf 1 januari van het aanslagjaar.
Artikel 7: Algemene bepalingen
De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen.
Artikel 8: Toezending toezichthoudende overheid
Dit reglement wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
Artikel 9: Opheffing
Het gemeenteraadsbesluit 'Pandenbeleid - Hernieuwing reglement heffing op tweede verblijven', goedgekeurd door de gemeenteraad op 19 december 2019, wordt opgeheven.