Terug
Gepubliceerd op 04/04/2022

2022_RMW_00012 - RPR - Aanpassing Rechtspositieregeling OCMW - Rouwverlof - Goedkeuring

Raad voor maatschappelijk welzijn
do 31/03/2022 - 20:00 Raadzaal
Datum beslissing: do 31/03/2022 - 20:11
Goedgekeurd
Dit besluit handelt over een Rechtspositieregeling (RPR).

Samenstelling

Aanwezig

Bart Craane, waarnemend voorzitter; Annemie Guns, voorzitter Bijzonder Comité Sociale Dienst; Hanne Lenaerts; Joos De Meyer; Nancy Snels; Rommy Swinnen, schepen; Hans Luyckx; Ingrid Van Genechten, schepen; Stefan Poortmans; Hans Woestenborghs, schepen; Dirk Proost; Ben Bols; Linda Bosch; Isabelle Druyts, schepen; Lili Jansen; Jan Van Dijck; Nancy Cruysberghs; Patrick Otten; Marc Veulemans; Michiel Dockx; Elle Verwaest

Afwezig

Freddy Smans, voorzitter; Bart Smans; Indra Van Der Steen; Inge Blondeel; Werner Embrechts

Secretaris

Elle Verwaest

Voorzitter

Bart Craane, waarnemend voorzitter
2022_RMW_00012 - RPR - Aanpassing Rechtspositieregeling OCMW - Rouwverlof - Goedkeuring 2022_RMW_00012 - RPR - Aanpassing Rechtspositieregeling OCMW - Rouwverlof - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

De rechtspositieregeling van het OCMW wordt aangepast wat het rouwverlof betreft (Titel VI Verloven en afwezigheden - Hoofdstuk IV Het omstandigheidsverlof - artikel 202 §1).

Dit gebeurt naar aanleiding van het Besluit van de Vlaamse Regering van 24 september 2021 tot wijziging van art. 136 en 209 van Besluit van de Vlaamse Regering voor de rechtspositieregeling van de gemeente en art. 99 van het Besluit van de Vlaamse Regering voor de rechtspositieregeling van het OCMW (BS 14.10.2021, inwerkingtreding 01.01.2021), waarin het omstandigheidsverlof in het kader van het rouwverlof wordt gewijzigd in uitvoering van het Regeerakkoord 2019 - 2024.

Argumentatie

De wetgeving omtrent het rouwverlof is gewijzigd.

De heer Hans Woestenborghs, schepen Personeel en Organisatie, geeft toelichting bij dit agendapunt.

Juridische grond

Artikel 186 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 bepaalt dat de gemeenteraad de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel vaststelt, en de raad voor maatschappelijk welzijn die van het OCMW.

Het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en de wijziging via het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2012.

De OCMW-raad keurde op 22 november 2011 de rechtspositieregeling voor het OCMW-personeel goed die daarna verschillende keren gewijzigd werd. De laatste wijziging dateert van 16 december 2021.

Regelgeving: bevoegdheid

8a08e59250cb3f8d0150cdc3f02e0023

Regelgeving bevoegdheid

bevoegdheid wordt beschreven in juridische grond
<p>Zie juridische grond.</p>

Besluit

De Raad voor maatschappelijk welzijn keurt eenparig het volgende besluit goed.
De raad voor maatschappelijk welzijn beslist:

Artikel 1

Volgende wijzigingen worden aangebracht in artikel 202 §1 van de rechtspositieregeling:


Art. 202. §1. Het personeelslid krijgt omstandigheidsverlof naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen:

1° huwelijk van het personeelslid of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door het personeelslid, vermeld in artikel 1475 tot en met 1479 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van het afleggen van een verklaring van samenwoning van bloed- of aanverwanten:

4 werkdagen, aaneensluitend op te nemen in de week voor of na het huwelijk of het afleggen van de verklaring van wettelijke samenwoning. Het verlof kan eventueel gespreid worden over het burgerlijk en kerkelijk huwelijk.

2° bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, of ter gelegenheid van de geboorte van een kind dat wettelijk

afstamt van de werknemer:

15 werkdagen voor een geboorte vanaf 1 januari 2021, 20 werkdagen voor een geboorte vanaf 1 januari 2023, op te nemen binnen de 4 maanden vanaf de bevalling.

3° overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, een bloed- of aanverwant in de eerste graad van het personeelslid, of van

de samenwonende of huwelijkspartner:

4 werkdagen, op te nemen binnen de 2 weken volgend op de dag van het overlijden.

3° overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, van een kind van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner, of van een pleegkind in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden of in het verleden:

10 werkdagen. 

Als volgt op te nemen:

1) de eerste 3 dagen tijdens de periode die begint te lopen op de dag van het overlijden en eindigt op de dag van de begrafenis. . (In overleg met de algemeen directeur en/of de direct leidinggevende kan van deze opnameperiode in specifieke situaties worden afgeweken).

2) de 7 resterende dagen tijdens het jaar dat volgt op de dag van het overlijden.

3°/1 overlijden van de vader, moeder, stiefvader, stiefmoeder, schoonzoon of schoondochter van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner:

4 werkdagen

 

3°/2 overlijden van de pleegvader of pleegmoeder van het personeelslid in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden:

4 werkdagen

Langdurige pleegzorg: de pleegzorg waarbij het kind is ingeschreven als deel uitmakend van het gezin van het personeelslid in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn verblijfplaats heeft.

3°/3 overlijden van een pleegkind in het kader van kortdurende pleegzorg op het moment van het overlijden:

1 werkdag

Kortdurende pleegzorg: alle vormen van pleegzorg die niet voldoen aan de voorwaarden van langdurige pleegzorg, vermeld in punt 3°/2.

4° huwelijk van een kind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner:

2 werkdagen, aaneensluitend op te nemen in de week voor of na het huwelijk. Het verlof kan eventueel gespreid worden over

het burgerlijk en kerkelijk huwelijk.

5° overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid of de samenwonende partner in om het even welke graad, die onder hetzelfde dak woont als het

personeelslid of de samenwonende partner:

2 werkdagen, op te nemen binnen de 2 weken volgend op de dag van het overlijden.

6° overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid of de samenwonende partner in de tweede graad, een overgrootouder of een achterkleinkind, niet onder hetzelfde dak wonend als het

personeelslid of de samenwonende partner:

1 werkdag, de dag van de begrafenis.

7° huwelijk van een bloed- of aanverwant:

  1. in de eerste graad, die geen kind is;
  1. in de tweede graad, van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner:

de dag van het huwelijk

8° priesterwijding of intrede in het klooster van een kind van de werknemer, van de samenwonende of huwelijkspartner, of van een broer, zuster, schoonbroer of

schoonzuster van de werknemer:

de dag van de rooms-katholieke plechtigheid of een daarmee overeenstemmende plechtigheid bij een andere erkende eredienst

9° plechtige communie van een kind van de werknemer of van de samenwonende of

de dag van de plechtigheid, of, als dat een zondag, feestdag of inactiviteitsdag is, de

huwelijkspartner;

deelneming van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner aan het feest van de vrijzinnige jeugd; deelneming van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner aan een plechtigheid in het kader van een erkende eredienst die overeenstemt met de

rooms-katholieke plechtige communie:

eerstvoorgaande of eerstvolgende werkdag

10° gehoord worden door de vrederechter in het kader van de organisatie van de voogdij

over een minderjarige:

de nodige tijd, maximaal één dag

11° deelneming aan een assisenjury, oproeping als getuige voor de rechtbank of persoonlijke verschijning op aanmaning van

een arbeidsrechtbank:

de nodige tijd