De wetgeving omtrent het geboorteverlof (vroegere vaderschapsverlof) is gewijzigd.
Wijzigingen in het besluit van de rechtspositieregeling:
Uitbreiding geboorteverlof
Wijzigingen m.b.t.
•Aantal dagen geboorteverlof voor geboortes vanaf:
1 januari 2021: recht op 15 dagen geboorteverlof
1 januari 2023: recht op 20 dagen geboorteverlof
•Gelijkstelling geboorteverlof voor eindejaarstoelage
Ook onvolledig bezoldigde periodes van geboorteverlof (voor geboortes vanaf 01.01.2021) worden gelijkgesteld, dit betekent geen vermindering van de eindejaarstoelage
•Bezoldiging tijdens geboorteverlof
PERIODE | STATUTAIR | CONTRACTANT |
Eerste 3 dagen | 100% (WG) | 100% (WG) |
Volgende 7 dagen | 100% (WG) | 82% op begrensd loon (mutualiteit) (€ 3.897,93 –geïndexeerd) |
Laatste 5 / 10 dagen | 82% op begrensd loon (WG) (€ 3.881,60 -geïndexeerd) | 82% op begrensd loon (mutualiteit) |
De nieuwe regeling trad in werking op 1 januari 2021. Met deze aanpassing wordt dat ook opgenomen in de RPR.
De heer Hans Woestenborghs, schepen Personeel en Organisatie, geeft toelichting bij dit agendapunt.
Artikel 186 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 bepaalt dat de gemeenteraad de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel vaststelt, en de raad voor maatschappelijk welzijn die van het OCMW.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en de wijziging via het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2012.
De gemeenteraad keurde op 25 juni 2009 de rechtspositieregeling voor het gemeentepersoneel goed die daarna verschillende keren gewijzigd werd. De laatste wijziging dateert van 16 december 2021.
De rechtspositieregeling van de gemeente wordt aangepast wat het geboorteverlof betreft (Titel VI Verloven en afwezigheden - Hoofdstuk IV Het omstandigheidsverlof - artikel 202-203).
Naar aanleiding van het Besluit van de Vlaamse Regering van 24 september 2021 tot wijziging van art. 136 en 209 van Besluit van de Vlaamse Regering voor de rechtspositieregeling van de gemeente en art. 99 van het Besluit van de Vlaamse Regering voor de rechtspositieregeling van het OCMW (BS 14.10.2021, inwerkingtreding 01.01.2021):
- Uitbreiding geboorteverlof in uitvoering van het Regeerakkoord 2019 - 2024: wegwerken verschil statutairen - contractanten.
Voor de contractanten was dit eerder aangepast in de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.
De raad geeft goedkeuring aan deze wijziging van artikel 202-203 van de rechtspositieregeling:
Art. 202. §1. Het personeelslid krijgt omstandigheidsverlof naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen:
1° huwelijk van het personeelslid of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door het personeelslid, vermeld in artikel 1475 tot en met 1479 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van het afleggen van een verklaring van samenwoning van bloed- of aanverwanten: | 4 werkdagen, aaneensluitend op te nemen in de week voor of na het huwelijk of het afleggen van de verklaring van wettelijke samenwoning. Het verlof kan eventueel gespreid worden over het burgerlijk en kerkelijk huwelijk. |
|
|
2° bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, of ter gelegenheid van de geboorte van een kind dat wettelijk afstamt van de werknemer: | 15 werkdagen voor een geboorte vanaf 1 januari 2021, 20 werkdagen voor een geboorte vanaf 1 januari 2023, op te nemen binnen de 4 maanden vanaf de bevalling. |
3° overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, een bloed- of aanverwant in de eerste graad van het personeelslid, of van de samenwonende of huwelijkspartner: | 4 werkdagen, op te nemen binnen de 2 weken volgend op de dag van het overlijden. |
4° huwelijk van een kind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner: | 2 werkdagen, aaneensluitend op te nemen in de week voor of na het huwelijk. Het verlof kan eventueel gespreid worden over het burgerlijk en kerkelijk huwelijk. |
5° overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid of de samenwonende partner in om het even welke graad, die onder hetzelfde dak woont als het personeelslid of de samenwonende partner: | 2 werkdagen, op te nemen binnen de 2 weken volgend op de dag van het overlijden. |
6° overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid of de samenwonende partner in de tweede graad, een overgrootouder of een achterkleinkind, niet onder hetzelfde dak wonend als het personeelslid of de samenwonende partner: | 1 werkdag, de dag van de begrafenis.
|
7° huwelijk van een bloed- of aanverwant: a) in de eerste graad, die geen kind is; b) in de tweede graad, van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner: | de dag van het huwelijk |
8° priesterwijding of intrede in het klooster van een kind van de werknemer, van de samenwonende of huwelijkspartner, of van een broer, zuster, schoonbroer of schoonzuster van de werknemer: | de dag van de rooms-katholieke plechtigheid of een daarmee overeenstemmende plechtigheid bij een andere erkende eredienst |
9° plechtige communie van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner; deelneming van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner aan het feest van de vrijzinnige jeugd; deelneming van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner aan een plechtigheid in het kader van een erkende eredienst die overeenstemt met de rooms-katholieke plechtige communie: | de dag van de plechtigheid, of, als dat een zondag, feestdag of inactiviteitsdag is, de eerstvoorgaande of eerstvolgende werkdag |
10° gehoord worden door de vrederechter in het kader van de organisatie van de voogdij over een minderjarige: | de nodige tijd, maximaal één dag |
11° deelneming aan een assisenjury, oproeping als getuige voor de rechtbank of persoonlijke verschijning op aanmaning van een arbeidsrechtbank: | de nodige tijd |
§2. Het omstandigheidsverlof is een recht, maar het personeelslid is niet verplicht deze verloven geheel of gedeeltelijk op te nemen.
Het omstandigheidsverlof moet geattesteerd worden en aangevraagd worden bij het diensthoofd. Het diensthoofd beslist over het verlof, bij eventuele betwisting beslist de algemeen directeur.
§3. Vakantieverlof en compensatieverlof worden opgeschort naar aanleiding van een overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid of de samenwonende partner in de eerste graad of tweede graad. In alle andere gevallen worden het vakantieverlof en compensatieverlof niet opgeschort.
Art. 203. Het omstandigheidsverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit en is in alle gevallen bezoldigd, met uitzondering van een deel van het vaderschapsverlof voor contractuele personeelsleden in de gevallen die hierna omschreven worden. het omstandigheidsverlof voor een gebeurtenis als vermeld in art. 202, 2°.
De volgende beloningsregeling geldt voor het omstandigheidsverlof voor een gebeurtenis als vermeld in art. 202, 2°:
1° als de geboorte vanaf 1 januari 2021 plaatsvindt, heeft het statutaire personeelslid gedurende de eerste tien dagen recht op een doorbetaling van het salaris en gedurende de vijf resterende dagen recht op een brutosalaris van 82%. Om het salaris te bepalen, wordt het brutosalaris op jaarbasis begrensd op 26.230 euro tegen 100%;
2° als de geboorte vanaf 1 januari 2023 plaatsvindt, heeft het statutaire personeelslid gedurende de eerste tien dagen recht op een doorbetaling van het salaris en gedurende de tien resterende dagen recht op een brutosalaris van 82%. Om het salaris te bepalen, wordt het brutosalaris op jaarbasis begrensd op 26.230 euro tegen 100%.
Voor het contractuele personeelslid wordt het verlof ter gelegenheid van de geboorte van een kind waarvan de afstamming aan zijn zijde vaststaat, vermeld in 2°, toegekend volgens de regels van het arbeidsrecht, in het bijzonder volgens de regeling, vermeld in artikel 30, §2, van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten (3 dagen ten laste van het bestuur en 7 dagen ten laste van de mutualiteit).