Het verwerven van inkomsten via belastingen is noodzakelijk om de algemene uitgaven van de gemeente te dekken. Daarnaast is het aangewezen dat de gemeente een actief pandenbeleid voert waarbij een kwalitatief en betaalbaar woonaanbod nagestreefd wordt.
Het is mee de bedoeling om leegstand terug te dringen. Indien houders van het zakelijk recht inspanningen leveren om de ongewenste toestand te beëindigen moeten zij de kans krijgen dit te doen zonder tegelijk belast te worden. Daarnaast zijn er eveneens redenen tot vrijstelling omwille van vormen van aantoonbare overmacht of om sociale redenen.
Zo worden vrijstellingen verleend aan houders van het zakelijk recht die bijdragen tot een oplossing, o.m. in geval van overdracht van het zakelijk recht.
Ook houders van het zakelijk recht die renoveren, dragen bij tot een gewenste oplossing en worden om die reden tijdelijk vrijgesteld.
Verder vergt ook het vinden van een kwaliteitsvolle oplossing voor handelspanden een aanpak op maat. De complexiteit wordt hier gevormd door de verwevenheid van functies, bijvoorbeeld economisch op het gelijkvloers en wonen of andere op de verdieping. Het is niet altijd evident om beide functies in elk pand te verzoenen, in het bijzonder in panden zonder aparte toegang tot de verschillende functies en in smalle panden. Het gedeelte wonen op de verdieping kan in principe apart geregistreerd en belast worden. Voor panden van voldoende grootte, waar een aparte toegang is of kan gecreëerd worden is dit ook wenselijk. Voor panden zonder aparte toegang is het niet altijd haalbaar om een kwaliteitsvolle woning te realiseren in combinatie met een leefbare winkel. Voor dergelijke panden wordt eveneens een vrijstelling voorzien.
Vervolgens worden een aantal vrijstellingen voorzien in situaties waarbij het tot stand komen of voortduren van de elementen die aanleiding geven tot de opname in het register gebeuren buiten de wil van de houder van het zakelijk recht. Om deze reden wordt een vrijstelling verleend voor een houder van het zakelijk recht waarvan de handelingsbekwaamheid werd beperkt ten gevolge van een gerechtelijke beslissing. De onmogelijkheid om (juridische) handelingen te stellen zonder tussenkomst van derden kan het zoeken van een snelle oplossing bemoeilijken. Dit geldt in het bijzonder in situaties waar de bewindvoering en beschermingsmaatregelen pas recent opgestart werden. Om deze reden wordt een vrijstelling voorzien die wel beperkt is in de tijd.
Zelfs indien de houder van het zakelijk recht handelingsbekwaam is, kan er sprake zijn van omstandigheden die gebeuren buiten de wil van de houder van het zakelijk recht. Om deze redenen zijn er ook vrijstellingen voorzien ten gevolge van een ramp waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is, of voor een vrijstelling gerechtelijke procedure op voorwaarde dat het effectief gebruik onmogelijk is ten gevolge van deze procedure. Niet elke voorziene gebeurtenis of gerechtelijke procedure geeft daarmee recht op een vrijstelling, maar de impact dient dermate te zijn dat het effectief gebruik van het gebouw of de woning omwille van deze redenen onmogelijk is. Bovendien dient een aanvraag door de houder van het zakelijk recht voldoende gedocumenteerd te worden. Net zoals in het geval van beperkte handelingsbekwaamheid zijn ook deze vrijstellingen beperkt in de tijd.
Indien de woning of gebouw is gelegen in een onteigeningsplan, of indien geen omgevingsvergunning meer wordt afgeleverd omdat een onteigeningsplan wordt voorbereid, is de houder van het zakelijk recht vaak om deze reden niet in staat om de nodige werken uit te voeren om de problemen ten gronde op te lossen. In dit geval wordt eveneens voorgesteld om een vrijstelling te voorzien.
Zelfs indien de enige gezinswoning tijdelijk leegstaat, kan dit met de bedoeling of verwachting zijn hier op korte termijn terug naar toe te keren. Het vervreemden of verhuren van deze woning is in dit geval niet steeds of niet onmiddellijk een optie. Dit kan het geval zijn voor personen die voor langdurig verblijf in een instelling verblijven (zorginstellingen, penitentiaire instellingen, …). Hoewel het verblijf in sommige zorginstellingen (i.c. erkende ouderenvoorzieningen) in vele gevallen na verloop van tijd of onmiddellijk een definitief karakter kan krijgen, wordt voor de aanvang van dit verblijf een vrijstelling verleend. Om te langdurige leegstand zonder oplossing te verblijven wordt ook deze vrijstelling beperkt in de tijd.
Ten slotte wordt een vrijstelling voorzien voor leegstaande gebouwen of woningen waarvoor een verzoek tot schrapping is ingediend. Aangezien een schrapping uit het leegstandsregister pas kan nadat een woning of gebouw zes maanden overeenkomstig de functie wordt gebruikt, is het billijk deze woningen tijdens deze maanden vrij te stellen, op voorwaarde dat de schrapping ook daadwerkelijk doorgaat. De woning of het gebouw zal effectief geschrapt worden op datum van ingebruikname op voorwaarde dat er zes maanden gebruik overeenkomstig de functie werd aangetoond. Op deze manier vermijden we dat betrokken zakelijk gerechtigden toch heffingsplichtig kunnen worden op het ogenblik dat de inventarisatiedatum overschreden wordt.
Ten aanzien van het heffingsreglement zoals goedgekeurd door de gemeenteraad van 19 december 2019 worden een aantal wijzigingen doorgevoerd.
Voorstel aan de gemeenteraad is om het reglement met deze wijzigingen goed te keuren.
De heer Staf Willemsens, schepen van Omgeving en Wonen, geeft toelichting bij dit agendapunt.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
Artikel 41 §1 14° van het decreet lokaal bestuur: De gemeenteraad is bevoegd voor het vaststellen van de gemeentebelastingen en het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan, inclusief verminderingen en vrijstellingen;
Bestuursdecreet van 7 december 2018;
Vlaamse Codex Wonen van 2021, boek 2, Deel 2, Titel 3 ‘Leegstandsregister’.
Op 1 januari 2015 werd de stadsregionale samenwerking leegstand opgestart. Het betreft hier een gezamenlijke aanpak van het leegstandsbeheer door de gemeenten Beerse, Oud-Turnhout, Vosselaar en de stad Turnhout. In het verlengde van deze samenwerking werd op 1 januari 2018 Wonen Stadsregio Turnhout gelanceerd. Deze stadsregionale woondienst is een bestendiging van de samenwerking tussen de vier gemeenten op vlak van wonen.
Wonen Stadsregio Turnhout geeft vandaag uitvoering aan een ruimer pandenbeleid in de gemeente. Door een actief pandenbeleid te voeren, streeft de gemeente ernaar om zoveel mogelijk panden te activeren en te waken over de woonkwaliteit. Het pandenbeleid bestaat uit vier instrumenten: de opmaak en het beheer van het gemeentelijk leegstandsregister, de opmaak en het beheer van het gemeentelijk register verwaarlozing, het woningkwaliteitsbeleid bestaande uit de conformiteitsonderzoeken en het beheer van de heffing op woningen en gebouwen die opgenomen worden in de Vlaamse inventaris ongeschikt en/of onbewoonbaar en tot slot de opmaak en het beheer van het gemeentelijk register tweede verblijven. Het register tweede verblijven wordt beheerd door de dienst Financiën van de gemeente, Wonen Stadsregio Turnhout geeft ondersteuning bij het detecteren van nieuwe tweede verblijven via het leegstandsbeheer. Wonen Stadsregio Turnhout hanteert een proactieve aanpak ten aanzien van de verschillende betrokkenen in dit proces. Eigenaars worden daarbij ondersteund in de zoektocht naar een oplossing voor hun woning of gebouw. De heffing vormt het sluitstuk van dit beleid.
Op 26 september 2019 gaf de gemeenteraad haar goedkeuring aan de verlengingsaanvraag van het IGS-project ‘Wonen in de Stadsregio!’ voor de periode 2020-2025. In het kader van de Vlaamse beleidsprioriteit 'De gemeente zorgt voor een divers en betaalbaar woonaanbod in functie van de woonnoden' bevat het activiteitenpakket van het project onder andere de verplichte activiteit om leegstaande gebouwen en woningen op te sporen, te registreren en aan te pakken.
In navolging van de stadsregionale samenwerking werd het belastingreglement leegstand eind 2016 reeds afgestemd met de reglementen van de andere gemeenten van de stadsregio.
Op 19 december 2019 werd het reglement opnieuw geactualiseerd. In de tekst en de definities die gehanteerd werd verwezen naar de toen geldende regelgeving. Per 1 januari 2021 werden deze decreten gecodificeerd en onderdeel van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Het is derhalve aangewezen het reglement te actualiseren en voor de relevante passages te verwijzen naar de Vlaamse Codex Wonen. Bijkomend is het aangewezen een beperkt aantal inhoudelijke wijzigingen aan te brengen.
De volgende begrippen worden gebruikt:
Bevoegd personeelslid
Het college duidt een personeelslid aan van de gemeente of van een andere gemeente dat wordt belast met de opmaak en het beheer van een register van leegstaande woningen en gebouwen.
Opmaak en beheer leegstandsregister
Er wordt een register van leegstaande woningen en gebouwen opgemaakt en beheerd. Dit register bevat minstens volgende gegevens:
Vaststelling leegstand
§1. Een leegstaande woning of leegstaand gebouw wordt opgenomen in het register aan de hand van een genummerde administratieve akte tot vaststelling van leegstand. In deze akte worden de indicaties vermeld die de leegstand staven. Er wordt tevens een fotodossier bijgehouden, dit maakt geen deel uit van de administratieve akte.
Het gaat onder andere om de volgende indicaties (deze lijst is niet restrictief):
§2. Als uit de indicaties niet onmiddellijk vastgesteld kan worden dat de leegstand al minimaal twaalf opeenvolgende maanden aanhoudt, voert het bevoegd personeelslid een tweede controle uit.
§3. De administratieve akte bevat de beslissing tot opname in het leegstandsregister. De datum van de administratieve akte geldt als datum van de vaststelling van de leegstand.
§4. Iedere zakelijk gerechtigde krijgt per aangetekende zending een kennisgeving met een afschrift van de administratieve akte tot vaststelling van leegstand.
Opname in het register
Wanneer de vaststelling van leegstand niet werd betwist (zie Artikel 7) of de zakelijk gerechtigde er niet in slaagt het tegenbewijs van de leegstand te leveren, dan worden de leegstaande woningen en/of de geheel of gedeeltelijk leegstaande gebouwen opgenomen in het leegstandsregister op de datum van de opmaak van de administratieve akte tot vaststelling van leegstand.
Schrapping
§1. Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerde aanvraag het bevoegd personeelslid, per beveiligde zending.
§2. Als de aanvraag ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.
§3. De indiener voegt bij de aanvraag de overtuigingsstukken die hij nodig acht.
§4. Het bevoegd personeelslid registreert elk inkomende aanvraag in het leegstandsregister en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van de aanvraag.
Het bevoegd personeelslid toetst de ontvankelijkheid van de aanvraag. De aanvraag is enkel onontvankelijk in één van de volgende gevallen:
Als het bevoegd personeelslid vaststelt dat de aanvraag onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.
§5. Het bevoegd personeelslid behandelt de aanvraag binnen een termijn van orde van 60 dagen. Daarbij wordt de gegrondheid van de ontvankelijke aanvragen onderzocht op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het bevoegd personeelslid.
§6. De aanvraag wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.
§7. Indien de aanvraag tot schrapping gegrond blijkt, dan wordt de woning of het gebouw geschrapt van het register met terugwerkende kracht vanaf de eerste dag dat het vaststaat dat het gebouw niet meer leeg stond.
§8. Schrappingsgronden:
§9. Onverminderd § 1 tot en met 7, kan het bevoegd personeelslid overgaan tot ambtshalve schrapping, maar enkel voor zover het bevoegd personeelslid in het bezit is van afdoende bewijskrachtige gegevens.
Beroep tegen beslissing tot opname en beroep tegen de weigering van een aanvraag schrapping
§1. Er kan beroep worden ingesteld tegen de beslissing tot opname en tegen de weigering van een aanvraag schrapping.
Dit beroep kan ingesteld worden bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn 30 dagen na ontvangst van de beslissing waartegen men beroep wil instellen.
§2. Een beroep wordt per beveiligde zending overgemaakt en bevat minimaal de volgende gegevens:
§3. Als het beroep ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.
§4. De indiener voegt bij het beroep de overtuigingsstukken die hij nodig acht.
§5. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroep ingediend worden, waarbij het eerdere beroep als ingetrokken wordt beschouwd.
§6. Het college van burgemeester en schepenen registreert elk inkomend beroep in het leegstandsregister en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van het beroep.
Het college van burgemeester en schepenen heeft 90 dagen tijd om het beroep te behandelen.
Het college van burgemeester en schepenen toetst de ontvankelijkheid van het beroep. Het beroep is enkel onontvankelijk in één van de volgende gevallen:
§7. Als het college van burgemeester en schepenen vaststelt dat het beroep onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.
§8. Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepen op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het bevoegd personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.
Belastbare grondslag
§1. Er wordt voor de aanslagjaren 2022 tot en met 2025 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister.
§2. De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister.
Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.
Belastingplichtige
§1. De belasting is verschuldigd door de houder van het zakelijk recht betreffende het leegstaand gebouw of de leegstaande woning op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
§2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
§3. De overdrager van het zakelijk recht moet de verkrijger ervan uiterlijk op het ogenblik van de overdracht van het zakelijk recht in kennis stellen van de opname van het gebouw of de woning in het leegstandsregister. Deze kennisgeving kan vervangen worden door een vermelding in de notariële akte.
Degene die het zakelijk recht overdraagt, is tevens verplicht om binnen de maand na het verlijden van de notariële akte, per beveiligde zending aan de gemeentelijke administratie een kopie van de notariële akte over te maken. Deze kopie bevat minstens volgende gegevens:
Hij kan de instrumenterende ambtenaar vragen om dit in zijn plaats te doen.
Berekening van de belasting
§1. De basisbelasting bedraagt:
§2. Het bedrag van de belasting is gelijk aan het resultaat van de volgende formule: het bedrag van de basisbelasting vermeld onder §1 vermenigvuldigd met (x+1), waarbij x gelijk is aan het aantal periodes van 12 maanden dat de woning en/of het gebouw zonder onderbreking opgenomen is in het gemeentelijke leegstandsregister.
x mag niet meer bedragen dan 4.
Aanvraag vrijstellingen
§1. Een vrijstelling van de heffing kan aangevraagd worden door middel van een daartoe bestemd aanvraagformulier.
§2. Bij opname in de leegstandsregister moet de aanvraag voor vrijstelling van de heffing worden ingediend via beveiligde zending voor het verstrijken van een (bijkomende) periode van 12 maanden waarop het gebouw en/of woning zonder onderbreking opgenomen is in het gemeentelijke leegstandsregister.
§3. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling zoals beschreven in artikel 12 dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan het bevoegd personeelslid.
§4. Onverminderd § 1 tot en met 3, kan het bevoegd personeelslid vrijstellingen ambtshalve toekennen, maar enkel voor zover het bevoegd personeelslid in het bezit is van afdoende bewijskrachtige gegevens.
§5. Het al dan niet toekennen van een vrijstelling kan worden voorafgegaan door een controle van de administratie ter plaatse met het oog op een feitenonderzoek. De vrijstelling wordt geacht geweigerd te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.
Vrijstellingen
§1. Van de leegstandsheffing zijn vrijgesteld:
§2. Een vrijstelling wordt verleend indien de woning of het gebouw:
1. gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan.
2. geen voorwerp meer kan uitmaken van een omgevingsvergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld.
3. De houder van een zakelijk recht wordt vrijgesteld van belasting indien de woningen en/of gebouwen die krachtens het decreet van 12 juli 2013 betreffende het Onroerend Erfgoed zijn beschermd als monument en waarvoor bij de bevoegde overheid een ontvankelijk verklaard onderzoeks- of erfgoedpremiedossier is ingediend, gedurende de termijn van behandeling of waarvoor de bevoegde overheid attesteert dat het monument in de bestaande toestand bewaard mag blijven. De maximale duur van de vrijstelling wordt beperkt tot vijf jaar.
4. vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging; Een ramp is een gebeurtenis die zich voordoet buiten de wil van de houder van zakelijk recht en waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is.
5. De houder van een zakelijk recht wordt vrijgesteld van belasting indien de woningen en/of gebouwen waarvan het effectief gebruik onmogelijk is omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een van een gerechtelijke procedure, vanaf het begin van de onmogelijkheid tot effectief gebruik tot twee jaar na het einde van de onmogelijkheid. Bij deze aanvraag moeten stukken zijn gevoegd op basis waarvan de stand van zaken van het strafrechtelijk onderzoek of de gerechtelijke procedure kan worden afgeleid, en waaruit blijkt dat het effectief gebruik van de woning en/of het gebouw onmogelijk is omwille van deze procedure.
6. a) gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen omgevingsvergunning voor stabiliteitswerken en eventueel sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de omgevingsvergunning.
Indien de omgevingsvergunning enkel betrekking heeft op sloopwerkzaamheden, geldt deze vrijstelling slecht voor één jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de omgevingsvergunning.
b) Indien het gaat om renovatiewerken waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, kan de houder van het zakelijk recht vrijgesteld worden gedurende een termijn van maximaal drie jaar aan de hand van een renovatienota zoals bedoeld in Artikel 1, lid 8 van dit reglement.
Deze vrijstelling wordt verleend op voorwaarde dat de problematische situatie ten gronde wordt aangepakt. Daarnaast dienen de werken ook effectief uitgevoerd te worden. Daarom wordt de vrijstelling verleend in twee schijven van respectievelijk één en maximaal twee jaar.
De eerste schijf van één jaar gaat in op datum van ontvangst van de schriftelijke bevestiging van de volledige renovatienota.
De aanvraag van de tweede schijf van twee jaar moet gebeuren via een schriftelijke en gemotiveerde vraag aan het bevoegd personeelslid. In deze gemotiveerde vraag wordt een gedetailleerde stand van zaken van de werken opgenomen. Deze stand van zaken wordt onder andere aangetoond aan de hand van foto’s.
De aanvraag van de tweede schijf moet ingediend worden voor de eerste schijf verstrijkt. Om voor de tweede schijf in aanmerking te komen, moet uit de stand van zaken blijken dat de werken gestart zijn. De toekenning van de tweede schijf kan worden voorafgegaan door een plaatsbezoek van het bevoegd personeelslid ter controle. Indien blijkt uit de stand van zaken of uit het verslag van het plaatsbezoek dat de werken nog niet zijn gestart, dan wordt de tweede schijf geweigerd.
Indien een plaatsbezoek tot vaststelling van de voortgang van de werken wordt geweigerd of indien aan het bevoegd personeelslid geen toegang wordt verleend tot de woning en/of het gebouw, dan wordt de toekenning van een tweede schijf geweigerd.
Renovatiewerken die enkel betrekking hebben de sloop van een woning of gebouw en waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, geven geen aanleiding tot vrijstelling.
7. het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 3.30 §2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
8. het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 5.82 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
9. De houder van een zakelijk recht wordt vrijgesteld van belasting voor leegstand van de woning indien deze woning gelegen is boven een gebouw, maar enkel voor zover aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
10. Woningen en gebouwen waarvoor de procedure tot schrapping in behandeling is, maar waarvoor de periode van 6 maanden nog niet is verstreken, worden tijdelijk vrijgesteld van belasting gedurende een periode van 6 maanden volgend op de start van de procedure tot schrapping.
De vrijstelling wordt herroepen indien de schrapping uiteindelijk geweigerd wordt.
§3. Uitsluitend de in het reglement opgesomde vrijstellingen worden toegepast.
Beroepsprocedure vrijstellingen
§1. Er kan beroep worden ingesteld tegen de weigering van een aanvraag tot vrijstelling.
§2. Dit beroep kan ingesteld worden bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn 30 dagen na ontvangst van de beslissing waartegen men beroep wil instellen.
Een beroep wordt per beveiligde zending overgemaakt en bevat minimaal de volgende gegevens:
§3. Als het beroep ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.
§4. De indiener voegt bij het beroep de overtuigingsstukken die hij nodig acht.
§5. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroep ingediend worden, waarbij het eerdere beroep als ingetrokken wordt beschouwd.
§6. Het college van burgemeester en schepenen registreert elk inkomend beroep in het leegstandsregister en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van het beroep.
Het college van burgemeester en schepenen heeft 90 dagen tijd om het beroep te behandelen.
Het college van burgemeester en schepenen toetst de ontvankelijkheid van het beroep. Het beroep is enkel onontvankelijk in één van de volgende gevallen:
§7. Als het college van burgemeester en schepenen vaststelt dat het beroep onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.
§8. Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepen op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het bevoegd personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.
Invordering
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Bezwaar
§1. De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.
Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.
Slotbepalingen
Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen zijn van toepassing op dit reglement.
Toezending toezichthoudende overheid
Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
Het reglement "Pandenbeleid - Hernieuwing reglement inventarisatie en heffing leegstand", goedgekeurd door de gemeenteraad op 19 december 2019, wordt opgeheven.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
Decreet van 13 december 2013 houdende de Vlaamse codex fiscaliteit;
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
Bestuursdecreet van 7 december 2018;
Vlaamse Codex Wonen van 2021, Boek 3, deel 5 ,titel 2 ‘Inventaris van ingeschikte en onbewoonbare woningen’.
Op 1 januari 2015 werd de stadsregionale samenwerking leegstand opgestart. Het betreft hier een gezamenlijke aanpak van het leegstandsbeheer door de gemeenten Beerse, Oud-Turnhout, Vosselaar en de stad Turnhout. In het verlengde van deze samenwerking werd op 1 januari 2018 Wonen Stadsregio Turnhout gelanceerd. Deze stadsregionale woondienst is een bestendiging van de samenwerking tussen de vier gemeenten op vlak van wonen.
Wonen Stadsregio Turnhout geeft vandaag uitvoering aan een ruimer pandenbeleid in de gemeente. Door een actief pandenbeleid te voeren, streeft de gemeente ernaar om zoveel mogelijk panden te activeren en te waken over de woonkwaliteit. Het pandenbeleid bestaat uit vier instrumenten: de opmaak en het beheer van het gemeentelijk leegstandsregister, de opmaak en het beheer van het gemeentelijk register verwaarlozing, het woningkwaliteitsbeleid bestaande uit de conformiteitsonderzoeken en het beheer van de heffing op woningen en gebouwen die opgenomen worden in de Vlaamse inventaris ongeschikt en/of onbewoonbaar en tot slot de opmaak en het beheer van het gemeentelijk register tweede verblijven. Het register tweede verblijven wordt beheerd door de dienst Financiën van de gemeente, Wonen Stadsregio Turnhout geeft ondersteuning bij het detecteren van nieuwe tweede verblijven via het leegstandsbeheer. Wonen Stadsregio Turnhout hanteert een proactieve aanpak ten aanzien van de verschillende betrokkenen in dit proces. Eigenaars worden daarbij ondersteund in de zoektocht naar een oplossing voor hun woning of gebouw. De heffing vormt het sluitstuk van dit beleid.
Sinds 1 januari 2017 voorziet de Vlaamse codex fiscaliteit in de mogelijkheid dat de gewestelijke heffing op woningen die ongeschikt en/of onbewoonbaar verklaard werden niet wordt geheven. De gemeente dient in dit geval voor 31 maart van het aanslagjaar Vlaanderen op de hoogte te brengen en aan te tonen dat de gemeentelijke heffing voldoet aan de decretale voorwaarden waaronder de Vlaamse heffing wordt stopgezet. Op 21 december 2017 gaf de gemeenteraad van Beerse haar goedkeuring aan het gemeentelijk reglement betreffende de belasting op ongeschikte en/of onbewoonbare of onveilige woningen en gebouwen. Dit belastingreglement werd afgestemd met de andere gemeenten van de stadsregio.
Op 19 december 2019 werd het reglement opnieuw geactualiseerd. In de tekst en de definities die gehanteerd werd verwezen naar de toen geldende regelgeving. Per 1 januari 2021 werden deze decreten gecodificeerd en onderdeel van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Het is derhalve aangewezen het reglement te actualiseren en voor de relevante passages te verwijzen naar de Vlaamse Codex Wonen. Bijkomend is het aangewezen een beperkt aantal inhoudelijke wijzigingen aan te brengen.
Het verwerven van inkomsten via belastingen is noodzakelijk om de algemene uitgaven van de gemeente te dekken. Daarnaast is het aangewezen dat de gemeente een actief pandenbeleid voert waarbij een kwalitatief en betaalbaar woonaanbod nagestreefd wordt.
Om mogelijke verloedering van de leefomgeving tegen te gaan is het aangewezen om een geïntegreerd pandenbeleid te voeren om leegstand, verwaarlozing en verkrotting van woningen en gebouwen te voorkomen en te verhelpen.
Het is mee de bedoeling om het aantal ongeschikte, onbewoonbare en onveilige woningen en gebouwen terug te dringen. Indien houders van het zakelijk recht inspanningen leveren om de ongewenste toestand te beëindigen moeten zij de kans krijgen dit te doen zonder tegelijk belast te worden. Daarnaast zijn er eveneens redenen tot vrijstelling omwille van vormen van aantoonbare overmacht of om sociale redenen.
Zo worden vrijstellingen verleend aan houders van het zakelijk recht die bijdragen tot een oplossing, o.m. in geval van overdracht van het zakelijk recht.
Ook houders van het zakelijk recht die renoveren, dragen bij tot een gewenste oplossing en worden om die reden tijdelijk vrijgesteld.
Vervolgens worden een aantal vrijstellingen voorzien in situaties waarbij het tot stand komen of voortduren van de elementen die aanleiding geven tot de opname in het register gebeuren buiten de wil van de houder van het zakelijk recht. Om deze reden wordt een vrijstelling verleend voor een houder van het zakelijk recht waarvan de handelingsbekwaamheid werd beperkt ten gevolge van een gerechtelijke beslissing. De onmogelijkheid om (juridische) handelingen te stellen zonder tussenkomst van derden kan het zoeken van een snelle oplossing bemoeilijken. Dit geldt in het bijzonder in situaties waar de bewindsvoering en beschermingsmaatregelen pas recent opgestart werden. Om deze reden wordt een vrijstelling voorzien die wel beperkt is in de tijd.
Zelfs indien de houder van het zakelijk recht handelingsbekwaam is, kan er sprake zijn van omstandigheden die gebeuren buiten de wil van de houder van het zakelijk recht. Om deze redenen zijn er ook vrijstellingen voorzien ten gevolge van een ramp waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is, of voor een vrijstelling gerechtelijke procedure op voorwaarde dat het effectief gebruik onmogelijk is ten gevolge van deze procedure. Niet elke voorziene gebeurtenis of gerechtelijke procedure geeft daarmee recht op een vrijstelling, maar de impact dient dermate te zijn dat het effectief gebruik van het gebouw of de woning omwille van deze redenen onmogelijk is. Bovendien dient een aanvraag door de houder van het zakelijk recht voldoende gedocumenteerd te worden. Net zoals in het geval van beperkte handelingsbekwaamheid zijn ook deze vrijstellingen beperkt in de tijd.
Indien de woning of gebouw is gelegen in een onteigeningsplan, of indien geen omgevingsvergunning meer wordt afgeleverd omdat een onteigeningsplan wordt voorbereid, is de houder van het zakelijk recht vaak om deze reden niet in staat om de nodige werken uit te voeren om de problemen ten gronde op te lossen. In dit geval wordt eveneens voorgesteld om een vrijstelling te voorzien.
Verder worden om sociale redenen een aantal andere vrijstellingen voorzien, die betrekking hebben op de enige gezinswoning. Voor een aantal kwetsbare eigenaar-bewoners is eigen bewoning van deze enige woning de enige optie, zelfs als de staat van de woning te wensen overlaat en dus in aanmerking komt voor een opname in het register verwaarlozing. Daarnaast ontbreken vaak de middelen voor een grondige renovatie of alternatieve huisvesting. Om deze reden wordt een vrijstelling voorzien, op voorwaarde dat de veiligheid van bewoners en omwonenden niet in het gedrang is.
Ten aanzien van het heffingsreglement zoals goedgekeurd door de gemeenteraad van 19 december 2019 worden een aantal wijzigingen doorgevoerd.
Voorstel aan de gemeenteraad is om het reglement met deze wijzigingen goed te keuren.
De heer Staf Willemsens, schepen van Omgeving en Wonen, geeft toelichting bij dit agendapunt.
De volgende begrippen worden gebruikt:
Bevoegd personeelslid
Het college duidt een personeelslid aan van de gemeente of van een andere gemeente dat wordt belast met de uitvoering van dit reglement.
Opmaak en beheer inventaris en register
§1. Er wordt een inventaris ongeschikte en onbewoonbare woningen opgemaakt en beheerd door de gewestelijke inventarisbeheerder overeenkomstig de bepalingen van Boek 3, deel 5, Titel 2 'Inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen' van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
§2. Er wordt een register onveilige gebouwen opgemaakt en beheerd door het bevoegd personeelslid. Dit register bevat minstens de volgende gegevens:
Opname in de inventaris en het register
§1. De inventarisatie van ongeschikte en onbewoonbare woningen gebeurt door de gewestelijke inventarisbeheerder overeenkomstig de bepalingen van Boek 3, deel 5, Titel 2 'Inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen' van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
§2. De registratie van onveilige gebouwen gebeurt op datum van het respectieve besluit van de burgemeester. Iedere zakelijk gerechtigde krijgt per aangetekende zending een kennisgeving met een afschrift van de registratie. Wanneer de vaststelling onveiligheid niet werd betwist (zie Artikel 7), dan worden de gebouwen opgenomen in het register onveilige gebouwen op de datum van het genoemde besluit.
Samen voorkomen in inventaris en registers
Woningen of gebouwen kunnen voorkomen in verschillende registers en/of in de inventaris.
Gelet op art. 2.19 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 kunnen woningen die door het Vlaamse Gewest geïnventariseerd zijn als ongeschikt of onbewoonbaar, eveneens worden opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde gebouwen en woningen, en omgekeerd. Gelet op art. 2.13 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 worden woningen die door het Vlaamse Gewest geïnventariseerd zijn als ongeschikt of onbewoonbaar, niet opgenomen in het leegstandsregister.
Gebouwen die geregistreerd zijn als onveilig, kunnen eveneens worden opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde gebouwen en woningen, en omgekeerd. Gebouwen die geregistreerd zijn als onveilig, worden niet opgenomen in het leegstandsregister.
Schrapping
§1. De schrapping van ongeschikte en onbewoonbare woningen gebeurt door de gewestelijke inventarisbeheerder overeenkomstig de bepalingen van Boek 3, deel 5, Titel 2 'Inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen' van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
§2.De gebouwen waarvoor door de burgemeester ter vrijwaring van de openbare veiligheid saneringswerken of –maatregelen werden opgelegd of een woonverbod of een bevel tot sloop is uitgesproken, worden geschrapt op datum van de opheffing van het besluit van de burgemeester.
Beroep tegen beslissing tot opname en beroep tegen de weigering van een aanvraag schrapping
De opname op de inventaris ‘ongeschikte en onbewoonbare woningen’ of het register ‘onveilige gebouwen’ of de weigering van een aanvraag schrapping, kan niet in het kader van dit reglement inhoudelijk betwist worden, behoudens een fiscaal beroep bedoeld in artikel 15. De inhoudelijke betwisting is niet mogelijk aangezien de beroepsprocedure tegen een ongeschikt- en/of onbewoonbaar- of onveiligverklaring wordt behandeld door de bevoegde Vlaamse minister of door de bevoegde rechtbank.
Belastbare grondslag
§1. Met ingang van 1 januari 2022 en voor een periode eindigend op 31 december 2025 wordt er een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in de inventaris ‘ongeschikte en onbewoonbare woningen’ of het register ‘onveilige gebouwen’.
§2. De belasting voor een ongeschikte en / of onbewoonbare woning of een onveilig gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in de inventaris ‘ongeschikte en onbewoonbare woningen’ of, voor woningen die bij de inwerkingtreding van dit reglement reeds op de inventaris ‘ongeschikte en onbewoonbare woningen’ waren opgenomen, bij de eerstvolgende verjaardag van de datum waarop een woning in de inventaris is opgenomen.
Zolang de ongeschikte en / of onbewoonbare woning niet uit de inventaris ‘ongeschikte en onbewoonbare woningen’ is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.
§3. De belasting voor een onveilig gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het register ‘onveilige gebouwen’.
Belastingplichtige
§1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde betreffende de ongeschikte en/of onbewoonbare woning of het onveilig gebouw op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
§2. Ingeval van meerdere zakelijk gerechtigden zijn deze hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
§3. De overdrager van het zakelijk recht moet de verkrijger ervan uiterlijk op het ogenblik van de overdracht van het zakelijk recht in kennis stellen van de opname van de woning of het gebouw in de inventaris ‘ongeschikte en onbewoonbare woningen’ of het register ‘onveilige gebouwen’. Deze kennisgeving kan vervangen worden door een vermelding in de notariële akte.
Degene die het zakelijk recht overdraagt, is tevens verplicht om binnen de maand na het verlijden van de notariële akte, per beveiligde zending aan het bevoegd personeelslid een kopie van de notariële akte over te maken. Deze kopie bevat minstens volgende gegevens:
Hij kan de instrumenterende ambtenaar vragen om dit in zijn plaats te doen.
§4. De verplichtingen vermeld in § 3 ontslaat de instrumenterend ambtenaar die belast is met de overdracht niet van de verplichting de verkrijger van het zakelijk recht en de gewestelijke inventarisbeheerder in kennis te stellen van de overdracht van een woning opgenomen in de inventaris ‘ongeschikte en onbewoonbare woningen’, op de wijze bedoeld in art. 3.22 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Berekening van de belasting
§1. De basisbelasting bedraagt:
§2. Het bedrag van de belasting is gelijk aan het resultaat van de volgende formule: het bedrag van de basisbelasting vermeld onder §1 vermenigvuldigd met (x+1), waarbij x gelijk is aan het aantal periodes van 12 maanden dat de woning en/of het gebouw zonder onderbreking opgenomen is in de inventaris ‘ongeschikte en onbewoonbare woningen’ of het register ‘onveilige gebouwen’.
x mag niet meer bedragen dan 4.
§3. Indien een gebouw of woning is opgenomen in verschillende registers en / of in de inventaris ‘ongeschikt en onbewoonbare woningen’ is de voormelde belasting verschuldigd per afzonderlijke opname in een inventaris of register.
Aanvraag vrijstellingen
§1. Een vrijstelling van de heffing kan aangevraagd worden door middel van een daartoe bestemd aanvraagformulier.
§2. Bij opname in de inventaris ‘ongeschikte en onbewoonbare woningen’ of het register ‘onveilige gebouwen’ moet de aanvraag voor vrijstelling van de heffing worden ingediend via beveiligde zending voor het verstrijken van een (bijkomende) periode van 12 maanden waarop het gebouw en/of woning zonder onderbreking opgenomen is in de inventaris ‘ongeschikte en onbewoonbare woningen’ of het register ‘onveilige gebouwen’.
§3. De zakelijk gerechtigde die gebruik wenst te maken van een vrijstelling zoals beschreven in artikel 12 dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan het bevoegd personeelslid.
§4. Onverminderd § 1 tot en met 3, kan het bevoegd personeelslid vrijstellingen ambtshalve toekennen, maar enkel voor zover het bevoegd personeelslid in het bezit is van afdoende bewijskrachtige gegevens.
§5. Het al dan niet toekennen van een vrijstelling kan worden voorafgegaan door een controle van de administratie ter plaatse met het oog op een feitenonderzoek. De vrijstelling wordt geacht geweigerd te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.
Vrijstellingen
§1. Van de heffing op ongeschikte en onbewoonbare woningen en onveilige gebouwen zijn vrijgesteld:
§2. Een vrijstelling wordt verleend indien:
1. de woning of het gebouw gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan.
2. de woning of het gebouw geen voorwerp meer kan uitmaken van een omgevingsvergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld.
3. de woningen en/of gebouwen die krachtens het decreet van 12 juli 2013 betreffende het Onroerend Erfgoed zijn beschermd als monument en waarvoor bij de bevoegde overheid een ontvankelijk verklaard onderzoeks- of erfgoedpremiedossier is ingediend, gedurende de termijn van behandeling of waarvoor de bevoegde overheid attesteert dat het monument in de bestaande toestand bewaard mag blijven. De maximale duur van de vrijstelling wordt beperkt tot 5 jaar.
4. de woning of het gebouw vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging. Een ramp is een gebeurtenis die zich voordoet buiten de wil van de houder van zakelijk recht en waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is.
5. de woningen en/of gebouwen waarvan het effectief gebruik onmogelijk is omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een van een gerechtelijke procedure, vanaf het begin van de onmogelijkheid tot effectief gebruik tot twee jaar na het einde van de onmogelijkheid. Bij deze aanvraag moeten stukken zijn gevoegd op basis waarvan de stand van zaken van het strafrechtelijk onderzoek of de gerechtelijke procedure kan worden afgeleid, en waaruit blijkt dat het effectief gebruik van de woning en/of het gebouw onmogelijk is omwille van deze procedure.
6. a) de woning of het gebouw gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen omgevingsvergunning voor stabiliteitswerken en eventueel sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de omgevingsvergunning.
Indien de omgevingsvergunning enkel betrekking heeft op sloopwerkzaamheden, geldt deze vrijstelling slecht voor één jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de omgevingsvergunning. Deze vrijstelling kan slechts eenmaal toegekend worden voor dezelfde woning of hetzelfde gebouw.
b) het gaat om renovatiewerken waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, kan de houder van het zakelijk recht vrijgesteld worden gedurende een termijn van maximaal drie jaar aan de hand van een renovatienota zoals bedoeld in artikel 1, lid 11 van dit reglement. Deze vrijstelling wordt verleend op voorwaarde dat de problematische situatie ten gronde wordt aangepakt en voor zover de renovatie ook effectief gericht is op het volledig wegwerken van de vastgestelde gebreken. Daarnaast dienen de werken ook effectief uitgevoerd te worden. Daarom wordt de vrijstelling verleend in twee schijven van respectievelijk één en maximaal twee jaar.
De eerste schijf van één jaar gaat in op datum van ontvangst van de schriftelijke bevestiging van de volledige renovatienota.
De aanvraag van de tweede schijf van twee jaar moet gebeuren via een schriftelijke en gemotiveerde vraag aan het bevoegd personeelslid. In deze gemotiveerde vraag wordt een gedetailleerde stand van zaken van de werken opgenomen. Deze stand van zaken wordt onder andere aangetoond aan de hand van foto’s.
De aanvraag van de tweede schijf moet ingediend worden voor de eerste schijf verstrijkt. Om voor de tweede schijf in aanmerking te komen, moet uit de stand van zaken blijken dat de werken gestart zijn. De toekenning van de tweede schijf kan worden voorafgegaan door een plaatsbezoek van het bevoegd personeelslid ter controle. Indien blijkt uit de stand van zaken of uit het verslag van het plaatsbezoek dat de werken nog niet zijn gestart, dan wordt de tweede schijf geweigerd.
Indien een plaatsbezoek tot vaststelling van de voortgang van de werken wordt geweigerd of indien aan het bevoegd personeelslid geen toegang wordt verleend tot de woning en/of het gebouw, dan wordt de toekenning van een tweede schijf geweigerd.
Renovatiewerken die enkel betrekking hebben op de sloop van een woning of gebouw en waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, geven geen aanleiding tot vrijstelling.
7. de woning of het gebouw het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 3.30 §2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
8. de woning of het gebouw het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 5.82 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
§3. Uitsluitend de in het reglement opgesomde vrijstellingen worden toegepast.
Beroepsprocedure vrijstellingen
§1. Er kan beroep worden ingesteld tegen de weigering van een aanvraag tot vrijstelling.
§2. Dit beroep kan ingesteld worden bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn 30 dagen na ontvangst van de beslissing waartegen men beroep wil instellen.
Een beroep wordt per beveiligde zending overgemaakt en bevat minimaal de volgende gegevens:
§3. Als het beroep ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.
§4. De indiener voegt bij het beroep de overtuigingsstukken die hij nodig acht.
§5. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroep ingediend worden, waarbij het eerdere beroep als ingetrokken wordt beschouwd.
§6. Het college van burgemeester en schepenen registreert elk inkomend beroep in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van het beroep.
Het college van burgemeester en schepenen heeft 90 dagen tijd om het beroep te behandelen. Het college van burgemeester en schepenen toetst de ontvankelijkheid van het beroep. Het beroep is enkel onontvankelijk in één van de volgende gevallen:
§7. Als het college van burgemeester en schepenen vaststelt dat het beroep onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.
§8. Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepen op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het bevoegd personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.Invordering
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Bezwaar
§1. De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.
Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.
Slotbepalingen
Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen zijn van toepassing op dit reglement.
Toezending toezichthoudende overheid
Dit reglement wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
Het reglement "Pandenbeleid - Hernieuwing reglement heffing op ongeschikte en/of onbewoonbare of onveilige woningen en gebouwen", goedgekeurd door de gemeenteraad op 19 december 2019, wordt opgeheven.
Het verwerven van inkomsten via belastingen is noodzakelijk om de algemene uitgaven van de gemeente te dekken. Daarnaast is het aangewezen dat de gemeente een actief pandenbeleid voert waarbij een kwalitatief en betaalbaar woonaanbod nagestreefd wordt.
Het is mee de bedoeling om verwaarlozing terug te dringen. Indien houders van het zakelijk recht inspanningen leveren om de ongewenste toestand te beëindigen moeten zij de kans krijgen dit te doen zonder tegelijk belast te worden. Daarnaast zijn er eveneens redenen tot vrijstelling omwille van vormen van aantoonbare overmacht of om sociale redenen.
Zo worden vrijstellingen verleend aan houders van het zakelijk recht die bijdragen tot een oplossing, o.m. in geval van overdracht van het zakelijk recht.
Ook houders van het zakelijk recht die renoveren, dragen bij tot een gewenste oplossing en worden om die reden tijdelijk vrijgesteld.
Vervolgens worden een aantal vrijstellingen voorzien in situaties waarbij het tot stand komen of voortduren van de elementen die aanleiding geven tot de opname in het register gebeuren buiten de wil van de houder van het zakelijk recht. Om deze reden wordt een vrijstelling verleend voor een houder van het zakelijk recht waarvan de handelingsbekwaamheid werd beperkt ten gevolge van een gerechtelijke beslissing. De onmogelijkheid om (juridische) handelingen te stellen zonder tussenkomst van derden kan het zoeken van een snelle oplossing bemoeilijken. Dit geldt in het bijzonder in situaties waar de bewindvoering en beschermingsmaatregelen pas recent opgestart werden. Om deze reden wordt een vrijstelling voorzien die wel beperkt is in de tijd.
Zelfs indien de houder van het zakelijk recht handelingsbekwaam is, kan er sprake zijn van omstandigheden die gebeuren buiten de wil van de houder van het zakelijk recht. Om deze redenen zijn er ook vrijstellingen voorzien ten gevolge van een ramp waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is, of voor een vrijstelling gerechtelijke procedure op voorwaarde dat het effectief gebruik onmogelijk is ten gevolge van deze procedure. Niet elke voorziene gebeurtenis of gerechtelijke procedure geeft daarmee recht op een vrijstelling, maar de impact dient dermate te zijn dat het effectief gebruik van het gebouw of de woning omwille van deze redenen onmogelijk is. Bovendien dient een aanvraag door de houder van het zakelijk recht voldoende gedocumenteerd te worden. Net zoals in het geval van beperkte handelingsbekwaamheid zijn ook deze vrijstellingen beperkt in de tijd.
Indien de woning of gebouw is gelegen in een onteigeningsplan, of indien geen omgevingsvergunning meer wordt afgeleverd omdat een onteigeningsplan wordt voorbereid, is de houder van het zakelijk recht vaak om deze reden niet in staat om de nodige werken uit te voeren om de problemen ten gronde op te lossen. In dit geval wordt eveneens voorgesteld om een vrijstelling te voorzien.
Verder worden om sociale redenen een aantal andere vrijstellingen voorzien, die betrekking hebben op de enige gezinswoning. Voor een aantal kwetsbare eigenaar-bewoners is eigen bewoning van deze enige woning de enige optie, zelfs als de staat van de woning te wensen overlaat en dus in aanmerking komt voor een opname in het register verwaarlozing. Daarnaast ontbreken vaak de middelen voor een grondige renovatie of alternatieve huisvesting. Om deze reden wordt een vrijstelling voorzien, op voorwaarde dat de veiligheid van bewoners en omwonenden niet in het gedrang is.
Ten aanzien van het heffingsreglement zoals goedgekeurd door de gemeenteraad van 19 december 2019 worden een aantal wijzigingen doorgevoerd.
Voorstel aan de gemeenteraad is om het reglement met deze wijzigingen goed te keuren.
De heer Staf Willemsens, schepen van Omgeving en Wonen, geeft toelichting bij dit agendapunt.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
Bestuursdecreet van 7 december 2018;
Vlaamse Codex Wonen van 2021, Boek 2, Deel 2, Titel 4 ‘Register van verwaarloosde woningen en gebouwen’.
Op 1 januari 2015 werd de stadsregionale samenwerking leegstand opgestart. Het betreft hier een gezamenlijke aanpak van het leegstandsbeheer door de gemeenten Beerse, Oud-Turnhout, Vosselaar en de stad Turnhout. In het verlengde van deze samenwerking werd op 1 januari 2018 Wonen Stadsregio Turnhout gelanceerd. Deze stadsregionale woondienst is een bestendiging van de samenwerking tussen de vier gemeenten op vlak van wonen.
Wonen Stadsregio Turnhout geeft vandaag uitvoering aan een ruimer pandenbeleid in de gemeente. Door een actief pandenbeleid te voeren, streeft de gemeente ernaar om zoveel mogelijk panden te activeren en te waken over de woonkwaliteit. Het pandenbeleid bestaat uit vier instrumenten: de opmaak en het beheer van het gemeentelijk leegstandsregister, de opmaak en het beheer van het gemeentelijk register verwaarlozing, het woningkwaliteitsbeleid bestaande uit de conformiteitsonderzoeken en het beheer van de heffing op woningen en gebouwen die opgenomen worden in de Vlaamse inventaris ongeschikt en/of onbewoonbaar en tot slot de opmaak en het beheer van het gemeentelijk register tweede verblijven. Het register tweede verblijven wordt beheerd door de dienst Financiën van de gemeente, Wonen Stadsregio Turnhout geeft ondersteuning bij het detecteren van nieuwe tweede verblijven via het leegstandsbeheer. Wonen Stadsregio Turnhout hanteert een proactieve aanpak ten aanzien van de verschillende betrokkenen in dit proces. Eigenaars worden daarbij ondersteund in de zoektocht naar een oplossing voor hun woning of gebouw. De heffing vormt het sluitstuk van dit beleid.
In navolging van de stadsregionale samenwerking werd het belastingreglement verwaarlozing eind 2017 reeds afgestemd met de reglementen van de andere gemeenten van de stadsregio.
Op 19 december 2019 werd het reglement opnieuw geactualiseerd. In de tekst en de definities die gehanteerd werd verwezen naar de toen geldende regelgeving. Per 1 januari 2021 werden deze decreten gecodificeerd en onderdeel van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Het is derhalve aangewezen het reglement te actualiseren en voor de relevante passages te verwijzen naar de Vlaamse Codex Wonen. Bijkomend is het aangewezen een beperkt aantal inhoudelijke wijzigingen aan te brengen.De volgende begrippen worden gebruikt:
Bevoegd personeelslid
Het college duidt een personeelslid aan van de gemeente of van een andere gemeente dat wordt belast met de opmaak en het beheer van een register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Opmaak en beheer register verwaarloosde woningen en gebouwen
Er wordt een register van verwaarloosde woningen en gebouwen opgemaakt en beheerd. Dit register bevat minstens volgende gegevens:
Vaststelling verwaarlozing
§1. Een verwaarloosde woning of gebouw wordt opgenomen in het register aan de hand van een genummerde administratieve akte tot vaststelling van verwaarlozing. In deze akte worden de indicaties vermeld die de verwaarlozing staven.
Het bevoegd personeelslid is bevoegd om de verwaarlozing van een woning of gebouw op te sporen en vast te stellen aan de hand van een verslag op basis van punten, waarbij ieder teken van verval een bepaald aantal punten oplevert. Het verslag en het aantal punten wordt in bijlage 1 bijgevoegd.
Er wordt tevens een fotodossier bijgehouden. Dit maakt geen deel uit van de administratieve akte.
§2. De administratieve akte bevat de beslissing tot opname in het register verwaarloosde woningen en gebouwen. De datum van de administratieve akte geldt als datum van de vaststelling van de verwaarlozing.
§3. Iedere zakelijk gerechtigde krijgt per aangetekende zending een kennisgeving met een afschrift van de administratieve akte tot vaststelling van verwaarlozing.
Opname in het register
Wanneer de vaststelling van verwaarlozing niet werd betwist (zie Artikel 7) of de zakelijk gerechtigde er niet in slaagt het tegenbewijs van de verwaarlozing te leveren, dan worden de verwaarloosde woningen en gebouwen opgenomen in het register verwaarloosde woningen of gebouwen op de datum van de opmaak van de administratieve akte tot vaststelling van verwaarlozing.
Schrapping
§1. Voor de schrapping uit het register verwaarloosde woningen en gebouwen richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerde aanvraag aan het bevoegd personeelslid, per beveiligde zending.
§2. Als de aanvraag ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.
§3. De indiener voegt bij de aanvraag de overtuigingsstukken die hij nodig acht.
§4. Het bevoegd personeelslid registreert elk inkomende aanvraag in het register verwaarloosde woningen en gebouwen en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van de aanvraag.
Het bevoegd personeelslid toetst de ontvankelijkheid van de aanvraag. De aanvraag is enkel onontvankelijk in één van de volgende gevallen:
Als het bevoegd personeelslid vaststelt dat de aanvraag onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.
§5. Het bevoegd personeelslid behandelt de aanvraag binnen een termijn van orde van 60 dagen. Daarbij wordt de gegrondheid van de ontvankelijke aanvragen onderzocht op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het bevoegd personeelslid. De verwaarloosde woningen of gebouwen worden geschrapt uit het register op datum van op datum van vaststelling door het bevoegd personeelslid dat de woningen of gebouwen volgens de criteria van het verslag zoals bedoeld in art. 4 § 1 niet meer als verwaarloosd kunnen beschouwd worden.
§6. Onverminderd § 1 tot en met 7, kan het bevoegd personeelslid overgaan tot ambtshalve schrapping, maar enkel voor zover het bevoegd personeelslid in het bezit is van afdoende bewijskrachtige gegevens.Beroep tegen beslissing tot opname en beroep tegen de weigering van een aanvraag schrapping
§1. Er kan beroep worden ingesteld tegen de beslissing tot opname en tegen de weigering van een aanvraag schrapping.
Dit beroep kan ingesteld worden bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn 30 dagen na ontvangst van de beslissing waartegen men beroep wil instellen.
§2. Een beroep wordt per beveiligde zending overgemaakt en bevat minimaal de volgende gegevens:
§3. Als het beroep ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.
§4. De indiener voegt bij het beroep de overtuigingsstukken die hij nodig acht.
§5. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroep ingediend worden, waarbij het eerdere beroep als ingetrokken wordt beschouwd.
§6. Het college van burgemeester en schepenen registreert elk inkomend beroep in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van het beroep.
Het college van burgemeester en schepenen heeft 90 dagen tijd om het beroep te behandelen.
Het college van burgemeester en schepenen toetst de ontvankelijkheid van het beroep. Het beroep is enkel onontvankelijk in één van de volgende gevallen:
§7. Als het college van burgemeester en schepenen vaststelt dat het beroep onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.
§8. Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepen op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het bevoegd personeelslid.
Belastbare grondslag
§1. Er wordt voor de aanslagjaren 2022 tot en met 2025 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
§2. De belasting voor een verwaarloosde woning of een verwaarloosd gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Zolang het verwaarloosd gebouw of de verwaarloosde woning niet uit het register van verwaarloosde woningen en gebouwen is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.
Belastingplichtige
§1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde betreffende het verwaarloosd gebouw of de verwaarloosde woning op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
§2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
§3. De overdrager van het zakelijk recht moet de verkrijger ervan uiterlijk op het ogenblik van de overdracht van het zakelijk recht in kennis stellen van de opname van het gebouw of de woning in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen. Deze kennisgeving kan vervangen worden door een vermelding in de notariële akte.
Degene die het zakelijk recht overdraagt, is tevens verplicht om binnen de maand na het verlijden van de notariële akte, per beveiligde zending aan de gemeentelijke administratie een kopie van de notariële akte over te maken. Deze kopie bevat minstens volgende gegevens:
Hij kan de instrumenterende ambtenaar vragen om dit in zijn plaats te doen.
Berekening van de belasting
§1. De basisbelasting bedraagt:
§2. Het bedrag van de belasting is gelijk aan het resultaat van de volgende formule: het bedrag van de basisbelasting vermeld onder §1 vermenigvuldigd met (x+1), waarbij x gelijk is aan het aantal periodes van 12 maanden dat de woning en/of het gebouw zonder onderbreking opgenomen is in het gemeentelijke leegstandsregister.
x mag niet meer bedragen dan 4.
Aanvraag vrijstellingen
§1. Een vrijstelling van de heffing kan aangevraagd worden door middel van een daartoe bestemd aanvraagformulier.
§2. Bij opname in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen moet de aanvraag voor vrijstelling van de heffing worden ingediend via beveiligde zending voor het verstrijken van een (bijkomende) periode van 12 maanden waarop het gebouw en/of woning zonder onderbreking opgenomen is in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
§3. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling zoals beschreven in artikel 12 dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan het bevoegd personeelslid.
§4. Onverminderd § 1 tot en met 3, kan het bevoegd personeelslid vrijstellingen ambtshalve toekennen, maar enkel voor zover het bevoegd personeelslid in het bezit is van afdoende bewijskrachtige gegevens.
§5. Het al dan niet toekennen van een vrijstelling kan worden voorafgegaan door een controle van de administratie ter plaatse met het oog op een feitenonderzoek. De vrijstelling wordt geacht geweigerd te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.
Vrijstellingen
§1. Van de heffing op verwaarloosde woningen en gebouwen zijn vrijgesteld:
§2. Een vrijstelling wordt verleend indien:
1. De woning of het gebouw gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan.
2. De woning of het gebouw geen voorwerp meer kan uitmaken van een omgevingsvergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld.
3. De woningen en/of gebouwen die krachtens het decreet van 12 juli 2013 betreffende het Onroerend Erfgoed zijn beschermd als monument en waarvoor bij de bevoegde overheid een ontvankelijk verklaard onderzoeks- of erfgoedpremiedossier is ingediend, gedurende de termijn van behandeling of waarvoor de bevoegde overheid attesteert dat het 10/13 monument in de bestaande toestand bewaard mag blijven. De maximale duur van de vrijstelling wordt beperkt tot 5 jaar.
4. De woning of het gebouw vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging. Een ramp is een gebeurtenis die zich voordoet buiten de wil van de belastingplichtige en waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is.
5. De woningen en/of gebouwen waarvan het effectief gebruik onmogelijk is omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een van een gerechtelijke procedure, vanaf het begin van de onmogelijkheid tot effectief gebruik tot twee jaar na het einde van de onmogelijkheid. Bij deze aanvraag moeten stukken zijn gevoegd op basis waarvan de stand van zaken van het strafrechtelijk onderzoek of de gerechtelijke procedure kan worden afgeleid, en waaruit blijkt dat het effectief gebruik van de woning en/of het gebouw onmogelijk is omwille van deze procedure.
6.a) Gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen omgevingsvergunning voor stabiliteitswerken en eventueel sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de omgevingsvergunning.
Indien de omgevingsvergunning enkel betrekking heeft op sloopwerkzaamheden, geldt deze vrijstelling slecht voor één jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de omgevingsvergunning. Deze vrijstelling kan slechts eenmaal toegekend worden voor dezelfde woning of hetzelfde gebouw.
b) Indien het gaat om renovatiewerken waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, kan de houder van het zakelijk recht vrijgesteld worden gedurende een termijn van maximaal drie jaar aan de hand van een renovatienota zoals bedoeld in Artikel 1, lid 7 van dit reglement.
Deze vrijstelling wordt verleend op voorwaarde dat de problematische situatie ten gronde wordt aangepakt. Daarnaast dienen de werken ook effectief uitgevoerd te worden. Daarom wordt de vrijstelling verleend in twee schijven van respectievelijk één en maximaal twee jaar.
De eerste schijf van één jaar gaat in op datum van ontvangst van de schriftelijke bevestiging van de volledige renovatienota.
De aanvraag van de tweede schijf van twee jaar moet gebeuren via een schriftelijke en gemotiveerde vraag aan het bevoegd personeelslid. In deze gemotiveerde vraag wordt een gedetailleerde stand van zaken van de werken opgenomen. Deze stand van zaken wordt onder andere aangetoond aan de hand van foto’s.
De aanvraag van de tweede schijf moet ingediend worden voor de eerste schijf verstrijkt. Om voor de tweede schijf in aanmerking te komen, moet uit de stand van zaken blijken dat de werken gestart zijn. De toekenning van de tweede schijf kan worden voorafgegaan door een plaatsbezoek van het bevoegd personeelslid ter controle. Indien blijkt uit de stand van zaken of uit het verslag van het plaatsbezoek dat de werken nog niet zijn gestart, dan wordt de tweede schijf geweigerd.
Indien een plaatsbezoek tot vaststelling van de voortgang van de werken wordt geweigerd of indien aan het bevoegd personeelslid geen toegang wordt verleend tot de woning en/of het gebouw, dan wordt de toekenning van een tweede schijf geweigerd.
Renovatiewerken die enkel betrekking hebben de sloop van een woning of gebouw en waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, geven geen aanleiding tot vrijstelling.
7. de woning of het gebouw het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 3.30 §2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
8. de woning of het gebouw het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 5.82 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
§3. Uitsluitend de in het reglement opgesomde vrijstellingen worden toegepast.
Beroepsprocedure vrijstellingen
§1. Er kan beroep worden ingesteld tegen de weigering van een aanvraag tot vrijstelling.
§2. Dit beroep kan ingesteld worden bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn 30 dagen na ontvangst van de beslissing waartegen men beroep wil instellen.
Een beroep wordt per beveiligde zending overgemaakt en bevat minimaal de volgende gegevens:
§3. Als het beroep ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.
§4. De indiener voegt bij het beroep de overtuigingsstukken die hij nodig acht.
§5. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroep ingediend worden, waarbij het eerdere beroep als ingetrokken wordt beschouwd.
§6. Het college van burgemeester en schepenen registreert elk inkomend beroep in het register verwaarloosde woningen en gebouwen en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van het beroep.
Het college van burgemeester en schepenen heeft 90 dagen tijd om het beroep te behandelen.
Het college van burgemeester en schepenen toetst de ontvankelijkheid van het beroep. Het beroep is enkel onontvankelijk in één van de volgende gevallen:
§7. Als het college van burgemeester en schepenen vaststelt dat het beroep onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.
§8. Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepen op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het bevoegd personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.
Invordering
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Bezwaar
§1. De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.
Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.
§2. Het bezwaarschrift wordt behandeld in overeenstemming met het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelasting.
Slotbepalingen
Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen zijn van toepassing op dit reglement.
Toezending toezichthoudende overheid
Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
Het reglement "Pandenbeleid - Hernieuwing reglement inventarisatie en heffing verwaarlozing", goedgekeurd door de gemeenteraad op 19 december 2019, wordt opgeheven.
De gemeenteraad van Beerse heeft bij de opmaak van de verkenningsnota en de uitwerkingsnota duidelijke doelstellingen uitgesproken en bouwstenen naar voor geschoven voor onze mobiliteit in de toekomst. Zo staan doelstellingen als de leefkwaliteit garanderen en de bereikbaarheid verhogen in deze context voorop. Niet alleen de leefkwaliteit garanderen voor onze bewoners is een primair uitgangspunt, maar evenzeer de bereikbaarheid verhogen voor onze zones voor industriële bedrijvigheid. Als sterk geïndustrialiseerde gemeente is het van belang dat de afwikkeling van het verkeer van en naar het hogere wegennet (E34) wordt verbeterd. Het lokaal bestuur Beerse zal hiervoor steeds bij de Afdeling Wegen en Verkeer Antwerpen van de Vlaamse Overheid blijven aandringen dat de doorstroming op het kruispunt N12-N132 wordt geoptimaliseerd en dat er een goede duurzame ontsluiting voor de Industriezone Beerse Zuid wordt gezocht in samenwerking met de aanpalende buurgemeenten Lille en Vosselaar.
Mevrouw Rommy Swinnen, schepen van mobiliteit, geeft toelichting bij dit agendapunt.
De fractie N-VA geeft de volgende stemmotivatie: 'We zijn volledig voor het splitsen van woonzone en industrie. Al twijfelen we of het volledig bannen van autoverkeer een permanente oplossing is voor dit probleem. Zo komt er geen oplossing voor extra opstoppingen op de Lilsedijk en Bax, aangezien het verkeer om moet rijden. We zijn dus akkoord met dit punt, al willen we dat er verder wordt gedacht. Vandaar een onthouding.'
De Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988.
Het decreet van 16 mei 2008 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens.
Artikel 40 §3 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 bepaalt dat de gemeenteraad de gemeentelijke reglementen vaststelt, waaronder de politieverordeningen, in toepassing van de federale wetgeving.
Het Koninklijk Besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer.
Het Koninklijk Besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 januari 2009 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens.
Het Ministerieel Besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald.
De omzendbrief MOB/2009/01 van 03 april 2009.
Het gemeenteraadsbesluit van 28 november 1985 houdende de uitvaardiging van een politiereglement op de gemeentewegen. In bijzonderheid Hoofdstuk 1: "Verboden en beperkt verkeer" - Artikel 4: "Tot navolgende wegen is de toegang verboden voor bestuurders van voertuigen" - A. gebruikt voor het vervoer van zaken en waarvan het gewicht in beladen toestand hoger is dan het aangeduide - C. Taxandrialaan (C23 - 2,5T), uitgezonderd plaatselijk verkeer.
Het gemeenteraadsbesluit van 29 juni 1990 houdende de uitvaardiging van een aanvullend reglement op de politie van het wegverkeer. In bijzonderheid artikel 1: Trekt zijn besluit van 28 november 1985 betreffende de hiernavermelde onderwerpen in: b) Beperking vervoer van zaken: Taxandrialaan. Artikel 2: Tot navolgende wegen is de toegang verboden voor bestuurders van voertuigen, gebruikt voor het vervoer van zaken en waarvan het gewicht in beladen toestand hoger is dan het aangeduide: a) Dageraadlaan, b) Taxandrialaan, c) Toekomstlaan na het kruispunt met de Zenitlaan, d) Zenitlaan na het kruispunt met de Dennenlaan, e) Torenlaan - C23 "2,5T", uitgezonderd laden en lossen.
Het gemeenteraadsbesluit van 18 december 2014 houdende de uitvaardiging van een aanvullend reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg - kruispunt N132 met Taxandrialaan. De plaatsing van een afslagverbod op de gewestweg N132 (Gierleseweg) - C31a en C31b, aangevuld met de onderborden "2,5T" en "uitgezonderd plaatselijk verkeer".
De collegebeslissing van 18 december 2017 houdende de beslissing om voorstel 2 van het wijkbestuur in te voeren, nl.:
Het gemeenteraadsbesluit van 27 juni 2018 houdende de uitvaardiging van een aanvullend reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. In bijzonderheid artikel 3: In de Taxandrialaan is het iedere bestuurder – met uitzondering van fietsers en bromfietsers klasse A – verboden te rijden in de richting van het gedeelte na het kruispunt met de N132 (Gierleseweg) tot het kruispunt met de Koningslaan. Artikel 5: Tot navolgende wegen zal de toegang verboden worden, in beide richtingen, voor iedere bestuurder, uitgezonderd plaatselijk verkeer:
a) Dageraadlaan;
b) Toekomstlaan, na het kruispunt met de Zenitlaan in de rijrichting van de Dageraadlaan.
Het gemeenteraadsbesluit van 28 januari 2021 houdende de goedkeuring van de verkenningsnota in het kader van de opmaak van het Intergemeentelijke mobiliteitsplan.
Het gemeenteraadsbesluit van 24 juni 2021 houdende de goedkeuring van de uitwerkingsnota in het kader van de opmaak van het Intergemeentelijke mobiliteitsplan.
In augustus 2014 sloten onze buurgemeenten Lille en Vosselaar eenzijdig de Beerseheide af voor het verkeer van en naar de industriezone Beerse Zuid. Met als gevolg dat het sluipverkeer zich verplaatste naar wijk ’t Suydt (Taxandrialaan, Dageraadlaan en Toekomstlaan). Het college vaardigde in zitting van 3 augustus 2015 een tijdelijke aflopende politiemaatregel uit rond de aanpak van sluipverkeer in wijk ’t Suydt. Er werd toen een proefopstelling met beperkt eenrichtingsverkeer ingevoerd op 15 augustus 2015, met een looptijd van 6 maanden. Deze proefopstelling werd meermaals verlengd.
Begin 2016 verzocht het college het wijkbestuur om een evaluatie te houden onder de bewoners van de wijk, gelegen tussen industriezone Zuid en de N-wegen N12 en N132. Er werden 70 gezinnen bevraagd en van dit aantal zijn er 61 die vóór het afsluiten zijn van het woon- en industriegedeelte. Het college nam hier akte van. Het college wenste hierbij mee te delen dat een algehele afkoppeling van wonen en industrie in eerste instantie te ver gaat en dat er eerst werk dient gemaakt te worden van de problematiek van de N132 (Gierleseweg-Beersebaan), alvorens hiertoe over te gaan. Het college gaf vervolgens de dienst Mobiliteit de opdracht een nieuwe bevraging op te maken en deze voor te leggen ter goedkeuring.
Op 16 januari 2017 werd deze bevraging uitgevoerd bij de bewoners van Wijk ’t Suydt. Tijdens het college van 20 februari 2017 nam het college akte van de resultaten van de bevragingen de opmerkingen van de bewoners van Wijk ’t Suydt. Er zijn 33 gezinnen die optie 1 verkiezen en 29 gezinnen verkiezen optie 3. Dit geeft een te klein verschil tussen beide opties om een duidelijke voorkeur vast te stellen. Daarom wou het college de resultaten, optie 1 of optie 3, ter advies voorleggen aan het wijkbestuur. Ook werden de resultaten per brief bekendgemaakt aan de bewoners van de wijk.
Op 20 maart 2017 vond er een overleg plaats met het wijkbestuur. De aanwezige leden van het college en de leden van het wijkbestuur beslisten om optie 3 ter bespreking aan het voltallige college voor te leggen.
Het college besliste op 27 maart 2017 om optie 3 als nieuwe proefopstelling uit te voeren voor een periode van zes maanden, waarna de situatie geëvalueerd en opnieuw besproken wordt met het wijkbestuur.
Op 12 juni 2017 werd een nieuwe proefopstelling van kracht in Wijk 't Suydt voor een periode van 6 maanden. Midden november werden alle bewoners van de wijk aangeschreven door de dienst mobiliteit om hun opmerkingen en bevindingen kenbaar te maken aan het wijkbestuur zodat de verkeerssituatie besproken en de proefopstelling geëvalueerd kon worden.
Op 4 december 2017 vond er een evaluatieoverleg plaats met het wijkbestuur. Uit deze gesprekken werd een definitieve aanpak voor de wijk geformuleerd.
Het college besliste op 18 december 2017 om voorstel 2 van het wijkbestuur in te voeren, nl.:
De gemeenteraad bekrachtigde deze principes in een passend aanvullend reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg op 27 juni 2018.
Sinds de toepassing van dit politiereglement wordt de dienst mobiliteit geregeld geconfronteerd met klachten over sluipverkeer dat de leefbaarheid in de wijk aantast.
Deze klachten werden hardnekkiger bij de recente aanleg van de fietspadeninfrastructuur langsheen de Lilsedijk in de industriezone dit jaar. Op basis van deze klachten ging schepen Swinnen de dialoog aan met bewoners en verrichtte ook een plaatsbezoek op het moment dat de shiftwissel plaatsvond om zo de uitstroom te monitoren.
Op basis van deze primaire bevindingen werd de lokale politie ook ingeschakeld om de toestand verder te monitoren. Dit resulteerde in volgend controle beeld de laatste maanden:
- preventieve controles op volgende data: 07/07, 08/07, 09/07, 13/07, 16/07, 19/07, 22/07, 12/10 en 14/10;
- repressieve controles op volgende data: 19/10 (40 pv's) en 05/11 (16 pv's).
In de Zenitlaan wordt de grotendeels leegstaande oude bedrijvigheid (even huiszijde) opgekuist. In plaats van deze bedrijvigheid zal er een groene buffer ontstaan tussen de bedrijvigheid van de Industriezone Beerse Zuid en de bewoning in de Zenitlaan. Bijgevoegd inplantingsplan uit de omgevingsvergunning 2021/252 verduidelijkt dit.
Artikel 3 van het gemeenteraadsbesluit van 27 juni 2018 houdende de uitvaardiging van een aanvullend reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg wordt als volgt aangevuld: de plaatsing van een afslagverbod op de gewestweg N132 (Gierleseweg) zal het ingestelde verbod in de Taxandrialaan verder ondersteunen.
Artikel 2
Artikel 4 van het gemeenteraadsbesluit van 27 juni 2018 houdende de uitvaardiging van een aanvullend reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg wordt aangevuld met de verkeersborden C31a en C31b, aangevuld met de onderborden M.3.
Artikel 3
Artikel 5 van het gemeenteraadsbesluit van 27 juni 2018 houdende de uitvaardiging van een aanvullend reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg wordt als volgt gewijzigd:
a) Dageraadlaan;
b) Toekomstlaan, na het kruispunt met de Zenitlaan in de rijrichting van de Dageraadlaan.
Artikel 4
De Industriezone Beerse Zuid zal afgekoppeld worden worden van de aanpalende residentiële woonwijk 't Suydt. Zo worden de Toekomstlaan en de Dennenlaan, t.h.v. het kruispunt met de Zenitlaan, afgesloten voor alle verkeer in beide richtingen, uitgezonderd fietsers en bromfietsers klasse A.
Artikel 5
De maatregel in artikel 4 wordt ter kennis van de weggebruikers gebracht door middel van de verkeersborden C3, aangevuld met de onderborden M.3.
Artikel 6
Een afschrift van dit besluit wordt - na melding via het loket voor lokale besturen - overgemaakt aan:
Door voor 2020 en 2021 het gemiddelde te nemen van de aanvullende subsidies van de laatste 3 jaren waarbij wijkverenigingen een normaal werkingsjaar hebben gekend zonder impact van de COVID 19 worden de wijkverenigingen op de meest correcte wijze financieel ondersteund en worden de criteria in het subsidiereglement zo veel mogelijk gerespecteerd.
Mevrouw Rommy Swinnen, schepen voor wijken, geeft toelichting bij dit agendapunt.
Subsidiereglement voor wijkraad en wijkverenigingen goedgekeurd door de gemeenteraad op 26 november 2015.
Subsidiereglement voor wijkraad en wijkverenigingen - afwijking op het reglement voor werkjaar 2020 goedgekeurd door gemeenteraad op 28 januari 2021.
Vanwege de COVID 19-pandemie hebben de wijkverenigingen in 2020 en 2021 geen normaal werkingsjaar gekend.
Daar het huidige subsidiereglement voor de aanvullende subsidies gebaseerd is op de interne werking van de wijkverenigingen is het quasi onmogelijk om een juiste subsidieverdeling voor deze werkjaren te maken.
Na overleg met de wijkraad werd er in 2020 beslist om enkel de basissubsidies, op basis van inwonersaantal, uit te keren en het bedrag van de aanvullende subsidies door te schuiven naar werkjaar 2021.
Aangezien de werking in 2021 nog niet terug op punt staat, wordt er na overleg met het dagelijks bestuur van de wijkraad voorgesteld om voor de uitkering van de aanvullende subsidies van werkjaar 2020 en 2021 het gemiddelde van de uitkeringen te nemen van de 3 laatste werkingsjaren waarbij er een normale werking was zonder impact van de COVID 19-pandemie, zijnde 2017, 2018 en 2019.
De uitkering van de aanvullende subsidies voor wijkverenigingen zal voor werkjaar 2020 en 2021 uitzonderlijk gebeuren op basis van de gemiddelde uitkering van de laatste 3 jaar waarin de wijkverenigingen een normaal werkingsjaar hebben gekend, zijnde 2017, 2018 en 2019.
Artikel 2
Het college wordt gemachtigd he besluit uit te voeren en de subsidiebedragen vast te stellen zoals heden bepaald.
Vanwege de COVID 19-pandemie hebben de culturele verenigingen in 2020 en 2021 geen normaal werkingsjaar gekend. Daar de huidige subsidiereglementen grotendeels gebaseerd zijn op de werking van de culturele verenigingen is het quasi onmogelijk om een juiste subsidieverdeling mogelijk te maken. Na overleg met de gemeentelijke cultuurraad wordt voorgesteld om voor de uitkering van de subsidies in 2021 het gemiddelde van de uitkeringen te nemen van de 3 laatste werkingsjaren waarbij de verenigingen een normale werking hebben gekend zonder impact van de COVID 19-pandemie.
Door in 2021 het gemiddelde te nemen van de uitkering van de laatste 3 jaar waarbij de verenigingen een normaal werkingsjaar hebben gekend zonder impact van de COVID 19 worden de verenigingen op de meest correcte wijze financieel ondersteund en worden de criteria in de subsidiereglementen zo veel mogelijk gerespecteerd.
De heer Stefan Poortmans, schepen Vaart, geeft toelichting bij dit agendapunt.
De uitkering van subsidie voor socio-culturele verenigingen zal in 2021 eenmalig gebeuren op basis van de gemiddelde uitkering van de laatste 3 jaar waarin de verenigingen een normaal werkingsjaar hebben gekend.
Artikel 2
Het college wordt gemachtigd het besluit uit te voeren en de subsidiebedragen vast te stellen volgens huidig besluit.
Door jaarlijkse budgetten vrij te maken creëert het lokaal bestuur ruimte voor initiatieven van kinderen en jongeren.
De heer Stefan Poortmans, schepen Vaart, geeft toelichting bij dit agendapunt.
De N-VA-fractie geeft de volgende stemmotivatie: 'Bij deze ons advies: een standaard jaarlijks budget geven zorgt vaak voor overbesteding, liever zien wij een systeem waarin goede projecten an sich worden bekeken, niet binnen een budget. Ook zouden wij graag zien dat de finale beslissing over die gelden/projecten bij de gemeenteraad ligt in plaats van bij een deel van het college.'
Artikel 304 van het Decreet Lokaal bestuur van 22 december 2017:
§ 4. De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn kunnen ook andere initiatieven nemen om de inspraak van de burgers te bevorderen.
§ 5. De gemeenteraad bepaalt bij reglement de wijze waarop concreet vorm gegeven wordt aan de inspraak, vermeld in paragraaf 1 tot en met 4, voor de gemeente en haar organen.
§ 6. Het college van burgemeester en schepenen kan, onder de voorwaarden die de gemeenteraad vaststelt, het beheer van budgetten voor de realisatie van bepaalde acties of projecten toevertrouwen aan wijkcomités en burgerinitiatieven. De gemeenteraad bepaalt minstens aan welke voorwaarden een wijkcomité en een burgerinitiatief moeten voldoen om als voldoende gedragen te worden beschouwd voor een wijk of voor de bevolking.
Het lokaal bestuur wil jongeren de kans geven actief te participeren aan het beleid.
Participatie kan plaatsvinden op verschillende niveaus, die worden onderverdeeld op een participatieladder met 5 treden. Hoe hoger we klimmen op de ladder, hoe meer invloed en impact burgers en andere partijen uit de samenleving hebben in het proces.
Uit de resultaten van een grootschalige bevraging bij jongeren (maart 2021) blijkt dat het bestaande gemeentelijk vrijetijdsaanbod niet gekend is door jongeren. Een grote meerderheid van de receptanten geeft aan dat het initiatief voor vrijetijdsactiviteiten vanuit jongeren zelf zou moeten komen.
Daarom is er nood aan een kader om jongeren mee aan zet te zetten via cocreatie en/of overheidsparticipatie. De Kinderen-en Jongerenbegroting wil dit stimuleren.
Vanaf schooljaar 2021-2022 krijgen kinderen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar LO de kans om zich aan te sluiten bij Kinderraad "De Kidsclub", waarbij alle kinderen van deze leeftijd jaarlijks een thema kiezen, waarrond zal worden nagedacht. Ook bij deze groep willen we streven naar een hoge mate van participatie. De Kinderen -en Jongerenbegroting moet dit ook mogelijk maken.
Doel en algemene omkadering
Binnen de perken van de in het meerjarenplan voorziene kredieten, wordt een gemeentelijke subsidie voor de kinderen -en jongerenbegroting verleend volgens de normen en voorwaarden zoals hierna vastgesteld. Deze subsidie wordt verleend teneinde overheidsparticipatie, burgerinitiatieven en co-creatie op wijk- en gemeenteniveau te stimuleren bij kinderen en jongeren tussen 10 en 25 jaar. Het kan gaan om tijdelijke initiatieven of projecten met een langdurig of duurzaam karakter.
Waar mogelijk stimuleert het lokaal bestuur samenwerkingen en verbindingen tussen jongeren onderling of het georganiseerd jeugdwerk in Beerse.
Artikel 2
Doelgroep en toepassingsgebied
Volgende personen en rechtspersonen komen in aanmerking:
Voor de subsidie komen in aanmerking:
Voor de subsidies komen niet in aanmerking:
Met volgende uitzondering:
Artikel 3
Voorwaarden
De gemeente Beerse verleent de subsidie onder de volgende voorwaarden:
Artikel 4
Subsidiebedrag en betalingsmodaliteiten
Om de betaling van eventuele goedgekeurde budgetten vlot te laten verlopen dienen de projectindieners te beschikken over één van volgende opties:
Meerderjarigen:
Minderjarigen:
De projectindiener, zijn meerderjarige vertegenwoordiger of de vereniging die hem vertegenwoordigt verbindt zich ertoe Lokaal bestuur Beerse onmiddellijk schriftelijk op de hoogte te brengen van iedere wijziging van het post- of bankrekeningnummer.
Artikel 5
Jury
De jury, die verantwoordelijk is voor het selecteren van projecten en het verdelen van de financiële middelen, bestaat uit minstens 4 en maximum 6 leden, waarvan de helft zetelt in het dagelijks bestuur van jeugdraad Beerse-Vlimmeren, of een door de jeugdraad goedgekeurde afvaardiging. De andere helft is samengesteld uit leden van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Beerse en/of externen verbonden aan een organisatie met expertise in jeugdwerk en/of jeugdbeleid.
Artikel 6
Trajectverloop
De exacte timing om een projectvoorstel in te dienen wordt per lanceringsoproep vastgelegd en bekendgemaakt door het college van burgemeester en schepenen en via verschillende kanalen bekend gemaakt aan de inwoners van Beerse en Vlimmeren.
Het coachingtraject loopt samen met een schooljaar. Uitvoering en financiering van de acties gebeurt in het kalenderjaar na de projectoproep.
Artikel 6.1
Indienen van projectvoorstellen via de kindergemeenteraad
Kinderen die zetelen in de kinderraad “Kidsclub” doorlopen een apart traject, onder begeleiding van de coach aanbod jeugd van VAART, dat bestaat uit volgende fases, en dat kan worden gewijzigd naargelang de gekozen projecten:
Artikel 6.2
Projectvoorstellen van jongeren van 12 tot en met 25 jaar
Ideeën of projectvoorstellen kunnen op een online platform ingediend worden via het daartoe voorziene aanvraagformulier met verplichte en indicatieve velden.
Artikel 6.3
Ontvankelijkheidstoets
De jongerencoaches van VAART bekijken de aanvraag en toetsen deze af aan het reglement. Via feedback krijgt de projectaanvrager nog mogelijkheid om het projectvoorstel aan te passen. Wanneer het projectvoorstel voldoet aan het reglement wordt het ontvankelijk beschouwd.
Artikel 6.4
Uitwerkings- en ondersteuningsfase
Projectindieners werken het idee of projectvoorstel verder uit. Het project krijgt vorm waarbij inhoud, timing, budget en samenwerkingen geconcretiseerd worden.
Ondersteuning is op maat van de projectindiener en kan beperkt of intensief zijn.
Projecten die inhoudelijk gelijkaardig zijn of elkaar kunnen versterken worden gestimuleerd om samen één project uit te werken.
Deelname aan het project vraagt minimaal de volgende acties:
Artikel 6.5
Finaal advies en definitieve indiening projectvoorstellen
De jongerencoaches van VAART gaan na of het projectvoorstel nog steeds voldoet aan het reglement en geeft de projectaanvragers een laatste advies, indien nodig.
De projectindiener dient voor de gecommuniceerde datum het definitieve project in op het online platform, dat openbaar te bekijken is en waar jongeren feedback kunnen geven.
De projectindiener ontvangt een schriftelijke ontvangstmelding binnen de 7 werkdagen na de indiening met vermelding van het verdere verloop van de procedure.
Een lijst van ingediende projectvoorstellen wordt voorgelegd aan het college van burgemeester en schepenen en het dagelijks bestuur van de jeugdraad.
Artikel 6.6
Voorstelling van de projecten aan burgers en de jury
Alle indieners van een project, dus een delegatie van de kindergemeenteraad, individuele jongeren en groepen die een projectvoorstel hebben, komen samen op het pitchmoment, dat wordt georganiseerd op een fysieke locatie.
De ingediende projecten worden voorgesteld:
Elk jurylid vult een vooraf opgesteld juryrapport in per ingediend project waarbij punten worden verdeeld. Zo krijgt elk project een zo objectief mogelijke totaalscore.
Artikel 6.7
Selectiemechanisme
Wanneer het totaal van de voorgestelde budgetten het totale te verdelen bedrag van veertigduizend euro niet overschrijdt, worden alle ingediende projecten geselecteerd en kan elk project rekenen op financiële tegemoetkoming voor het bedrag zoals opgenomen in de projectvoorstellen.
Wanneer het totaal van de voorgestelde budgetten het totale te verdelen bedrag van veertigduizend euro overschrijdt, vindt er een selectie plaats volgens een watervalsysteem:
Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van de lijst van projecten die geselecteerd werden om gerealiseerd te worden en keurt deze goed, voor zover er voldaan is aan alle voorwaarden van het reglement.
Het college van burgemeester en schepenen keurt de af te sluiten overeenkomsten m.b.t. de geselecteerde projecten tussen de gemeente en de indiener goed.
Artikel 7
Bekendmaking en uitbetaling voorschotten
De projectindieners van de geselecteerde projecten worden schriftelijk verwittigd.
Projectindieners, die vanuit het schepencollege goedkeuring hebben gekregen om zelf de verkregen subsidie deels of volledig te beheren, krijgen na ondertekening van een overeenkomst een voorschot uitbetaald.
Artikel 8
Overschotten
Binnen dit reglement is een maximum van veertigduizend euro te verdelen over minstens 4 projecten. Wanneer er minder projecten worden weerhouden worden zal het restbedrag niet worden aangewend.
Weerhouden initiatieven die winsten hebben gemaakt en het project niet verderzetten of vooraf gemaakte afspraken niet nakomen storten dit bedrag integraal terug op de rekening van Lokaal bestuur Beerse.
Artikel 9
Uitvoering
De projectindieners waaraan een budget wordt toegekend, worden verwacht het volledige project uit te voeren in 2022.
De opvolging van de uitvoering van de projecten gebeurt door de jongerencoaches van VAART, die mogelijks andere collega’s en diensten betrekken.
Indien zich een geval van overmacht voordoet dat gevolgen met zich meebrengt voor de realisatie van het project, zal er door overleg tussen het lokaal bestuur en de indieners worden vastgelegd hoe de uit deze situatie voortvloeiende gevolgen zullen worden beperkt. De termijn van uitvoering kan desgevallend eventueel verlengd worden door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 10
Controle
Het college van burgemeester en schepenen kan eenzijdig de juistheid van de verstrekte gegevens laten onderzoeken. In het kader hiervan is de organisatie verplicht om de medewerkers van het gemeentebestuur inzage te verlenen in alle betreffende documenten en hen alle toelichtende informatie te verstrekken.
Indien aan één van de voorwaarden, gesteld in dit reglement, niet meer wordt voldaan, kan de toegekende subsidie ingetrokken of teruggevorderd worden door het college van burgemeester en schepenen. Bij elke terugvordering wordt de subsidieontvanger aansprakelijk gesteld voor de met de terugvordering verband houdende kosten. Elk bedrog, poging tot bedrog of overtreding van dit reglement zal eveneens kunnen leiden tot gehele of gedeeltelijke intrekking of terugvordering van de subsidie door het college van burgemeester of schepenen.
Artikel 11
Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2022.
Artikel 12
Aanvaarding reglement
Door zijn deelname aan de kinderen- en jongerenbegroting aanvaardt de deelnemer dit reglement.
De retributies worden voorgesteld uit overwegingen van billijkheid ten aanzien van het gedeelte van de inwoners dat geen gebruik wenst te maken van de geleverde diensten. Het gaat om een redelijke vergoeding van de prestaties die zoveel mogelijk de werkingskosten dekt.
De heer Hans Woestenborghs, schepen van financiën, geeft toelichting bij dit agendapunt.
Artikel II.31 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 bepaalt dat overheidsinstanties de overhandiging van een afschrift afhankelijk kunnen maken van de betaling van een bedrag op basis van een redelijke kostprijs met behoud van de toepassing van artikel 12, lid 5 (weigering of kostprijs bij kennelijk ongegronde of buitensporige vragen), en artikel 15, lid 3 (redelijke vergoeding voor kopieën) van de algemene verordening gegevensbescherming van 27 april 2016.
Artikel 3.9 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Het reglement wordt hernomen met deze aanpassingen:
Voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2025 wordt een retributie geheven op bepaalde administratieve prestaties.
Artikel 2
De retributie wordt als volgt vastgelegd:
Artikel 3
In het kader van het openbaar onderzoek over aanvragen tot milieuvergunningen, stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingsaanvragen moeten de kosten van de aangetekende zendingen betaald worden door de aanvrager.
Artikel 4
De retributie is verschuldigd door de persoon die het stuk of de inlichting vraagt en wordt geïnd op het ogenblik dat de inlichtingen worden verstrekt of de stukken worden afgeleverd.
De retributie voor een conformiteitsattest is verschuldigd door de persoon die het attest aanvraagt.
Artikel 5
Het behandelen van de aanvraag van een conformiteitsattest is vrijgesteld van deze retributie indien het gaat om:
Het budget valt binnen het meerjarenplan.
De heer Bart Craane, burgemeester, geeft toelichting bij dit agendapunt.
Artikel 48 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erediensten bepaalt dat de gemeenteraad binnen een termijn van vijftig dagen die ingaat op de dag na het inkomen van het budget bij de gemeenteoverheid akte neemt van het budget als dit past binnen het goedgekeurde meerjarenplan.
De kerkraad van de kerkfabriek Sint-Quirinus heeft het meerjarenplan 2020-2025 goedgekeurd op 13 mei 2019 en ingediend bij het centraal kerkbestuur.
In uitvoering van het MJP heeft de kerkraad het budget 2022 opgemaakt en ingediend. Het Bisdom heeft dit gunstig geadviseerd op 15 november 2021.
Neemt akte van het budget 2022 van de kerkfabriek Sint-Quirinus.
Artikel 2
Er wordt geen tussenkomst verleend vanuit de gemeente.
Artikel 3
Deze beslissing zal worden overgemaakt aan de provinciegouverneur, het centraal kerkbestuur, de kerkfabriek en het bisdom.
Het budget valt binnen het meerjarenplan.
De heer Bart Craane, burgemeester, geeft toelichting bij dit agendapunt.
Artikel 48 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erediensten bepaalt dat de gemeenteraad binnen een termijn van vijftig dagen die ingaat op de dag na het inkomen van het budget bij de gemeenteoverheid akte neemt van het budget als dit past binnen het goedgekeurde meerjarenplan.
De kerkraad van de kerkfabriek Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand heeft het meerjarenplan 2020-2025 goedgekeurd op 13 mei 2019 en ingediend bij het centraal kerkbestuur.
In uitvoering van het MJP heeft de kerkraad het budget 2022 opgemaakt en ingediend. Het Bisdom heeft dit gunstig geadviseerd op 15 november 2021.
Neemt akte van het budget 2022 van de kerkfabriek Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand.
Artikel 2
Er wordt geen tussenkomst verleend vanuit de gemeente.
Artikel 3
Deze beslissing zal worden overgemaakt aan de provinciegouverneur, het centraal kerkbestuur, de kerkfabriek en het bisdom.
Het budget valt binnen het meerjarenplan.
De heer Bart Craane, burgemeester, geeft toelichting bij dit agendapunt.
Artikel 48 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erediensten bepaalt dat de gemeenteraad binnen een termijn van vijftig dagen die ingaat op de dag na het inkomen van het budget bij de gemeenteoverheid akte neemt van het budget als dit past binnen het goedgekeurde meerjarenplan.
De kerkraad van de kerkfabriek St. Lambertus heeft het meerjarenplan 2020-2025 goedgekeurd en ingediend bij het centraal kerkbestuur.
In uitvoering van het MJP heeft de kerkraad het budget 2022 opgemaakt en ingediend. Het Bisdom heeft dit gunstig geadviseerd op 16 november 2021.
Neemt akte van het budget 2022 van de kerkfabriek St. Lambertus .
Artikel 2
Er wordt een exploitatietussenkomst verleend van 35.446,75 euro.
Artikel 3
Deze beslissing zal worden overgemaakt aan de provinciegouverneur, het centraal kerkbestuur, de kerkfabriek en het bisdom.
Om het recht op BTW-aftrek te genieten, moet het AGB aantonen dat het op een structurele manier winst kan genereren in de werking. Het louter vermelden van het winstoogmerk in de statuten is niet voldoende. De aangerekende tarieven aan de klanten door het AGB volstaan vaak niet om al de kosten te dekken en dus winst te genereren. Daarom komt de gemeente tussen met een prijssubsidie. Prijssubsidies zijn subsidies die rechtstreeks verband houden met de prijs die de klanten betalen om een specifieke dienst van het AGB te verkrijgen. De gemeente komt per prestatie tussen in het tarief dat het AGB aanrekent aan de gebruikers. De gemeente betaalt op die tussenkomst 6% BTW.
Ook in 2021 is er minder omzet gegenereerd als gevolg van de corona crisis. Bijgevolg kan er ook geen prijssubsidie berekend worden, terwijl de vaste kosten wel verder lopen. Hierdoor zou het AGB niet in staat zijn winst te genereren over het boekjaar 2021
Aangezien de fiscus bij de beoordeling van het winstgevend karakter van het AGB geen rekening zal houden met het operationeel resultaat over de eerste drie kwartalen van het boekjaar 2021, zal het AGB niet verplicht zijn de prijssubsidie sterk op te trekken om het verlies aan omzet te compenseren.
Het verlies van 2021 ten gevolge van de coronacrisis kan best weggewerkt worden. Dit verlies zou er namelijk voor kunnen zorgen dat er ook in de komende jaren geen winstuitkering mogelijk zal zijn, waardoor het AGB het recht op BTW-aftrek kan verliezen. Het verlies kan weggewerkt worden door de toekenning van een uitzonderlijke 'gewone' werkingssubsidie in het boekjaar 2021. Deze moet zo realistisch mogelijk berekend worden aan de hand van de derving van inkomsten, bijkomende corona-werkingsuitgaven, besparing op werkingskosten, enzovoort. Deze subsidie is niet aan BTW onderworpen. In hoofde van de gemeente zal deze subsidie gedeeltelijk, maar niet volledig, gecompenseerd worden door de voorziene, maar niet benutte prijssubsidie.
Concreet betekent dit dat in de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 de voorziene prijssubsidie voor 2021 vermindert met 149.460,00 euro (incl. BTW), van 495.020,00 euro naar 345.560,00 euro en een bijkomende werkingstoelage in 2021 ingeschreven wordt van 180.440,78euro.
De heer Hans Woestenborghs, schepen AGB en financiën, geeft toelichting bij dit agendapunt.
Circulaire 2020/C/68 van 15 mei 2020 bepaalt dat de fiscus bij de beoordeling van het winstgevend karakter van het AGB geen rekening zal houden met het operationeel resultaat voor de periode 1 maart 2020 – 30 juni 2020.
Circulaire 2020/C/139 van 12 november 2020 werd opgemaakt naar aanleiding van de tweede coronagolf en vervangt integraal bovengenoemde circulaire 2020/C/68 van 15 mei 2020. Door deze nieuwe circulaire wordt de oorspronkelijke periode van 1 maart 2020 – 30 juni 2020 verlengd tot 31 december 2020.
Circulaire 2021/C/8 van 5 februari 2021 werd opgemaakt naar aanleiding van de verlengde maatregelen ter bestrijding van het coronavirus en vervangt integraal bovengenoemde circulaire 2020/C/139 van 12 november 2020. In deze nieuwe circulaire wordt beslist dat met de handelingen verricht tot en met 30 juni 2021 evenmin rekening zal worden gehouden door de administratie.
Circulaire 2021/C/57 van 11 juni 2021 betreffende de beoordeling van de al dan niet aanwezigheid van een winstoogmerk in hoofde van een autonoom gemeentebedrijf . Deze circulaire handelt over de beoordeling van de al dan niet aanwezigheid van een winstoogmerk in hoofde van een autonoom gemeentebedrijf en vervangt integraal circulaire 2021/C/8 van 05.02.2021. De gepubliceerde beslissing nr. E.T.129.288 van 19.01.2016 voorziet reeds dat de winst/verlies-positie die uit de globale activiteit van het autonoom gemeentebedrijf voortvloeit structureel moet zijn en onafhankelijk van toevallige gebeurtenissen langs de inkomsten- of uitgavenzijde. De uitzonderlijke economische omstandigheden ingevolge de recente uitbraak van COVID-19 (Coronavirus) worden aangemerkt als een dergelijke toevallige gebeurtenis.
De gemeenteraad gaat akkoord met de toekenning van een geraamde prijssubsidie aan het AGB Beerse van 345.560,00 euro in plaats van 495.020,00 euro die initieel voorzien werd.
Artikel 2
De gemeenteraad gaat akkoord met de toekenning van een uitzonderlijke werkingssubsidie aan het AGB Beerse van 180.440,78 euro in boekjaar 2021 ten gevolge van de coronacrisis.
De raad van bestuur heeft de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 vastgesteld. De gemeenteraad wordt gevraagd deze aanpassing van het meerjarenplan goed te keuren.
De heer Hans Woestenborghs, schepen AGB en financiën, geeft toelichting bij dit agendapunt.
Artikel 242 van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017 bepaalt dat de raad van bestuur de aanpassingen van het meerjarenplan vaststelt en deze ter goedkeuring voorlegt aan de gemeenteraad.
Het Besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de lokale en provinciale besturen.
Het Ministerieel Besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale en provinciale besturen.
Omzendbrief KBBJ/ABB 2020/3 van 18 september 2020 over de aanpassing van de meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus.
Het voorstel van de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 van het AGB Beerse.
Het kernMAT geeft het volgende advies: positief.
Maar, als gevolg van de toekomstige daling van de dividenden, de stijgende energie kosten, de stijgende personeelskosten bij de veiligheidszones, enz, dalen de marges in de meerjarenplanning. Daarom is een blijvende nood om te focussen en bewuste keuzes te maken, zowel qua exploitatiesaldo als investeringen. We staan op een keerpunt waar we ons patrimonium moeten verduurzamen om de exploitatiekosten te drukken: minder en nieuwer patrimonium. Verschillende puzzelstukken liggen er, de richting naar verduurzaming is ingeslagen. Nu blijft het cruciaal om dit beleid verder te zetten en doortastende keuzes te maken en de trend van de steeds oplopende kosten van het patrimonium om te buigen. Dit moet op termijn de nodige financiële ruimte geven en het financieel evenwicht in stand houden.
De aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 van het AGB Beerse wordt goedgekeurd.
De dotatie aan de politiezone regio Turnhout is voorzien in het meerjarenplan, maar de gemeenteraad moet ze ook apart goedkeuren.
Burgemeester Bart Craane geeft toelichting bij dit agendapunt.
Artikel 40 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst bepaalt dat elke gemeenteraad van de zone de dotatie stemt die aan de politiezone wordt gestort.
Het koninklijk besluit van 16 november 2001 houdende vaststelling van de nadere regels inzake berekening en de verdeling van de gemeentelijke dotatie in de schoot van een meergemeentenzone.
Door de politieraad van de politiezone regio Turnhout werd in de zitting van 9 november 2021 de begroting goedgekeurd voor het dienstjaar 2022. De gemeentelijke dotaties zijn bijgevolg daar berekend. De gemeenteraad dient zijn goedkeuring te geven aan de gemeentelijke dotatiebedragen voor de gewone en buitengewone dienst van het begrotingsjaar 2022.
In deze begroting wordt de gemeentelijke dotatie van de gemeente Beerse aan de politiezone voor het dienstjaar 2022 bepaald op 2.304.540 euro (GD) en 49.868 euro (BD).
Verleent goedkeuring aan de door de gemeente Beerse aan de politie regio Turnhout verschuldigde dotatie voor het dienstjaar 2022:
De dotatie aan Hulpverleningszone Taxandria wordt voorzien in het meerjarenplan, maar de gemeenteraad moet ze ook apart goedkeuren.
Burgemeester Bart Craane geeft toelichting bij dit agendapunt.
Artikel 68 van de wet van 15 mei 2007 betreffende civiele bescherming bepaalt dat elke gemeenteraad van de zone de dotatie stemt die aan de hulpverleningszone wordt gestort.
De begroting van de Hulpverleningszone Taxandria werd goedgekeurd in de zoneraad van 22 september 2021. De gemeentelijke dotaties zijn bijgevolg daar berekend. De gemeenteraad dient zijn principiële goedkeuring te geven aan de gemeentelijke dotatiebedragen wat betreft de gewone en buitengewone dienst voor het begrotingsjaar 2022.
In de begroting wordt de gemeentelijke dotatie van de gemeente Beerse aan de Hulpverleningszone voor het dienstjaar 2022 bepaald op 832.700,00 euro (GD) en 218.374 euro (BD).
Verleent principieel goedkeuring aan de door de gemeente Beerse aan de Hulpverleningszone Taxandria verschuldigde dotatie voor het dienstjaar 2022:
In het meerjarenplan 2020-2025 zijn voor het jaar 2022 diverse subsidies ingeschreven voor verenigingen die actief zijn op sociaal, cultureel of sportief gebied. Dit besluit geeft een overzicht van deze subsidies en bepaalt de toekenning ervan. De subsidies worden ofwel nominatief opgenomen, ofwel wordt de verdeelsleutel vastgesteld.
Er zijn verschillende subsidies die uitbetaald worden volgens aparte gemeenteraadsbesluiten. Deze subsidies worden niet opgenomen in dit besluit.
Dit besluit geeft een overzicht van de subsidies opgenomen in 2022 in het meerjarenplan 2020-2025: de gemeenteraad stelt de verdeelsleutels en voorwaarden voor toekenning op:
De heer Hans Woestenborghs, schepen van financiën, geeft toelichting bij dit agendapunt.
Artikel 41 §1 23° van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 bepaalt dat de gemeenteraad bevoegd is voor het vaststellen van subsidiereglementen en het toekennen van nominatieve subsidies.
De wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en aanwending van subsidies.
Voor het jaar 2022 verleent de gemeenteraad goedkeuring aan de verdeling van volgende subsidies, opgenomen in het meerjarenplan 2020-2025, kredieten 2022, als volgt:
1) Actie: AC000000 - BC 0390 - AR 64930000
2) Actie: AC000000 - BC 0440 - AR 64930000
3) Actie: AC000000 - BC 0470 - AR 64930000
4) Actie: AC000000 - BC 0500 - AR 64920000
5) Actie: AC000000 - BC 0530 - AR 64930000
6) Actiecode: AC000000 - BC 0709 - AR 64930000
a) Subsidies aan culturele verenigingen en cultuurraad: 32.780 euro, te verdelen volgens het aparte subsidiereglement, goedgekeurd door de gemeenteraad.
b) Wijkverenigingen: totaal bedrag 13.137 euro:
Comité wijkraden: 1.305 euro als tussenkomst in de werkingskosten
Erkende wijken/buurten: 7.395 euro + 4.437 overgedragen van 2021, te verdelen onder de verenigingen die tijdig een aanvraag indienen.
c) Wijkverenigingen: tussenkomst van max. 400 euro per wijkvereniging als tussenkomst in de huur van een tent of lokaal voor hun wijkfeest.
d) Pleinfeesten: totaal bedrag : 1 euro per inwoner op 31 december 2021
Te verdelen onder de deelnemende verenigingen, uitbetaling op voorlegging van bewijsstukken van werkelijke kosten.
e) Transfo 2340: 3.000 euro als tussenkomst in de werkingskosten.
f) Vriendenkring gemeentepersoneel: 2.480 euro als tussenkomst in de werkingskosten.
g) Duivenmaatschappij Den Hout: 3.850 euro als tussenkomst in de huurkosten van het lokaal.
h) OKRA Den Hout: 150 euro als tussenkomst in de huurkosten van het lokaal. Indienen volgens het aparte subsidiereglement, goedgekeurd door de gemeenteraad.
i) Bevrijdingscomité: maximum 250 euro per herdenking als tussenkomst in de kosten van de herdenkingsplechtigheid.
j) Seniorenraad: 1.240 euro als tussenkomst in de werkingskosten.
l) Marktcommissie : 1.000 euro als tussenkomst in de werkingskosten.
m) Kermiscommissie: 500 euro als tussenkomst in de werkingskosten
7) Actie: AC000000 - BC0740 - AR 64930000
Totaal krediet: 64.200 euro.
a) Sportverenigingen: 47.500 euro. Dit bedrag wordt verdeeld onder de verenigingen die tijdig een aanvraag indienen en voldoen aan de voorwaarden van het basissubsidiereglement van de sport, goedgekeurd door de gemeenteraad.
b) Sportraad: 3.700 euro.
c) Vaste gebruikers van de overdekte sportinfrastructuur zonder cafetaria: 7.000 euro. Dit bedrag wordt verdeeld volgens de voorwaarden van het aparte gemeenteraadsbesluit.
d) Verenigingen die integratie van mindervaliden promoten: 6.000 euro. Dit bedrag wordt verdeeld volgens de voorwaarden van het aparte gemeenteraadsbesluit.
8) Actie: AC000000 - BC0740 - AR 64990000
9) Actie: AC000000 - BC0750 - AR 64930000
Totaal krediet: 52.500 euro.
a) Subsidies aan jeugdraad en jeugdverenigingen: 29.000 euro. Dit bedrag wordt verdeeld onder de jeugdverenigingen die tijdig een aanvraag indienen en volgens de voorwaarden van de aparte gemeenteraadsbesluiten.
b) Basissubsidie speelpleinwerking:
speelplein Don Bosco: 10.000 euro
speelpleinwerking Lentekind: 1.500 euro
c) Speel-o-theek: 3.000 euro als tussenkomst in de werkingskosten.
d) Securitydiensten voor jeugdverenigingen: maximum 5.000 euro, na voorlegging van bewijsstukken voor inhuren en betaling.
e) Impulssubsidie speelpleinwerking: maximum 4.000 euro, te verdelen onder de aanvragende verenigingen volgens de voorwaarden en het puntensysteem, opgenomen in het aparte gemeenteraadsbesluit.
10) Actie: AC000000 - BC 0800-00 - AR 64910000
11) Actie: AC000000 – BC 0909 – AR 64930000
a) Verenigingen mindervalidenwerking: 7.000 euro
Plaatselijke K.V.G.: 5,5 euro per lid B
A-kwadraat, MPI’s, dagcentrum CM, centra voor gehoor- en spraakgestoorden, centra voor blindenbegeleiding, Het Giels Bos, autistenwerking, Zwart Goor, en andere opvangcentra voor minder-validen: 38 euro per inwoner van de gemeente aldaar werkzaam, verblijvend of in begeleiding.
b) Organisaties/instellingen voor vakantieopvang voor kinderen met een beperking (o.a. Markdal vzw en Stad Turnhout, zorgboerderij, ….): tussenkomst van max 50 euro/dag/kind. De opvang is beperkt tot 15 dagen per kind en het maximum te verdelen bedrag is 4.000 euro, volgens het reglement van 24 september 2015 en gewijzigd bij het besluit van 25 juni 2020.
c) Thuisbegeleidingsdienst Kadodder: 0,025 euro/inwoner op 31 december 2021.
d) Solidariteitsraad: 6.415 euro als tussenkomst in de werkingskosten, projectensteun en noodhulp. De raad zal jaarlijks een verslag voorleggen over de aanwending van de toelage.
e) Wereldwinkel Oxfam: 2.000 euro als tussenkomst in de werkingskosten.
f) Missiezorg: 500 euro als tussenkomst in de werkingskosten.
g) 11.11.11 vzw: 500 euro als projectensteun.
h) Ispahan: 1.800 euro als tussenkomst in de werkingskosten.
g) De Watertoren vzw: 500 euro als tussenkomst in de werkingskosten.
12) Actie: AC000000 – BC 0985 – AR 64930000
13) Actie: AC000055 – BC 0985 – AR 64930000
De gemeenteraad verleent aan de verenigingen die 1.240 euro of meer krijgen, met een maximum van 25.000 euro, vrijstelling van de door de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en aanwending van sommige subsidies voorgeschreven verplichtingen inzake voorlegging van balans, rekeningen, verslag over beheer en financiële toestand.
De verenigingen blijven echter onderworpen aan de verplichtingen volgend uit de bepalingen van artikels 3 en 7, eerste lid van deze wet, die bepalen dat de toelage moet gebruikt worden voor het doel waarvoor zij is toegekend en dat de vereniging dit moet kunnen rechtvaardigen.
De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn stemmen over hun deel van elk beleidsrapport. Nadat de raden zo het beleidsrapport elk voor hun deel hebben vastgesteld, keurt de gemeenteraad het deel van het beleidsrapport zoals vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn goed. Door die goedkeuring wordt het beleidsrapport in zijn geheel geacht definitief vastgesteld te zijn.
De aanpassing meerjarenplan 2020-2025 werd vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn. Bij dit besluit wordt de gemeenteraad gevraagd de aanpassing meerjarenplan goed te keuren.
De heer Hans Woestenborghs, schepen financiën, geeft toelichting bij dit agendapunt.
Artikel 78, § 1, 4° en artikel 249, § 3 van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017 bepaalt dat de OCMW-raad het meerjarenplan voor haar deel vaststelt en dit ter goedkeuring voorlegt aan de gemeenteraad.
Het Besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de lokale en provinciale besturen.
Het Ministerieel Besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale en provinciale besturen.
Omzendbrief KBBJ/ABB 2020/3 van 18 september 2020 over de aanpassing van de meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus.
Het voorstel van aanpassing meerjarenplan 2020-2025.
In deze aanpassing van het meerjarenplan:
Als bijlage zijn ook een aantal extra, niet-verplichte documenten toegevoegd ter informatie voor de raadsleden:
In navolging van het advies van het managementteam werden actieplannen 01.01.01, 01.01.02 en 01.01.03 aangeduid als 'prioritair beleid' zoals dat bedoeld wordt binnen de BBC-regelgeving. De gemeenteraad wordt inhoudelijk geïnformeerd over het geheel van de speerpunten.
Het kernMAT geeft het volgende advies: positief.
Maar, als gevolg van de toekomstige daling van de dividenden, de stijgende energie kosten, de stijgende personeelskosten bij de veiligheidszones, enz, dalen de marges in de meerjarenplanning. Daarom is een blijvende nood om te focussen en bewuste keuzes te maken, zowel qua exploitatiesaldo als investeringen. We staan op een keerpunt waar we ons patrimonium moeten verduurzamen om de exploitatiekosten te drukken: minder en nieuwer patrimonium. Verschillende puzzelstukken liggen er, de richting naar verduurzaming is ingeslagen. Nu blijft het cruciaal om dit beleid verder te zetten en doortastende keuzes te maken en de trend van de steeds oplopende kosten van het patrimonium om te buigen. Dit moet op termijn de nodige financiële ruimte geven en het financieel evenwicht in stand houden.
De gemeenteraad stelt het gedeelte van de gemeente van de aanpassing meerjarenplan 2020-2025 vast.
Artikel 2
De gemeenteraad keurt het gedeelte van het OCMW van de aanpassing meerjarenplan 2020-2025 goed zoals heden vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn. De aanpassing meerjarenplan 2020-2025 wordt hierdoor vastgesteld als één geïntegreerd meerjarenplan van het lokaal bestuur.
Het Sectoraal Akkoord 2021 bepaalt de verhoging van de eindejaarstoelage vanaf 2021.
De heer Hans Woestenborghs, schepen Personeel en Organisatie, geeft toelichting bij dit agendapunt.
Artikel 186 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 bepaalt dat de gemeenteraad de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel vaststelt, en de raad voor maatschappelijk welzijn die van het OCMW.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en de wijziging via het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2012.
De gemeenteraad keurde op 25 juni 2009 de rechtspositieregeling voor het gemeentepersoneel goed die daarna verschillende keren gewijzigd werd. De laatste wijziging dateert van 25 maart 2021.
Verhoging eindejaarstoelage 2021 in uitvoering van het Sectoraal Akkoord 2021.
De raad geeft goedkeuring aan deze toevoeging van artikel 313 van de rechtspositieregeling:
Titel VIII. De toelagen, vergoedingen en sociale voordelen
Hoofdstuk II. De verplichte toelagen
Afdeling III De eindejaarstoelage
Art. 357. Het bedrag van de eindejaarstoelage is de som van het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte.
Het forfaitaire gedeelte wordt als volgt vastgesteld:
a) het forfaitaire gedeelte bedraagt voor het jaar 2007 317,53 euro;
b) vanaf 2008 wordt het forfaitaire gedeelte dat toegekend is tijdens het vorige jaar, telkens vermeerderd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar en de teller gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Het resultaat daarvan wordt berekend tot op twee decimalen nauwkeurig;
c) het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt b) wordt verhoogd met 248,74 euro
d) het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c) wordt vervolgens verhoogd met 250 euro:
1) vanaf 2008 voor het personeelslid dat op 1 december behoort tot het niveau C, D of E;
2) vanaf 2009 voor het personeelslid dat op 1 december behoort tot het niveau A of B, en voor de functiehouders in de graden van algemeen directeur en financieel directeur van de gemeente;
e) het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt d) wordt voor alle personeelsleden:
1) voor het jaar 2010 verhoogd met 100 euro;
2) voor het jaar 2011 verhoogd met 200 euro;
3) voor het jaar 2012 verhoogd met 300 euro;
f) vanaf het jaar 2013 wordt het bedrag dat het resultaat is van de berekening vermeld in punt d) verhoogd met 400 euro.
De verhogingen mogen in het totaal nooit hoger zijn dan een twaalfde van het jaarsalaris.
Het veranderlijke gedeelte bedraagt 2,5 3,6 procent van het jaarsalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Als het personeelslid in de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar geen of slechts een gedeeltelijk salaris ontvangen heeft, dan wordt het percentage berekend op basis van het salaris dat voor diezelfde maand betaald zou zijn als het personeelslid zijn functie wel volledig had uitgeoefend.
Art. 358. Het personeelslid ontvangt het volledige bedrag van de toelage, vermeld in artikel 357, als het als titularis van een betrekking met volledige prestaties het volledige salaris heeft ontvangen tijdens de hele duur van de referentieperiode.
Als het personeelslid niet het volledige salaris heeft ontvangen als titularis van een betrekking met volledige prestaties of onvolledige prestaties, wordt het bedrag van de toelage verminderd in verhouding tot het salaris dat het werkelijk heeft ontvangen.
De periodes waarin het personeelslid tijdens de referentieperiode als titularis van een betrekking met volledige prestaties of onvolledige prestaties met ouderschapsverlof, zoals vermeld in het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de loopbaan, was, of met bevallingsverlof was met toepassing van de Arbeidswet van 16 maart 1971 of omstandigheidsverlof genoot voor een gebeurtenis als vermeld in artikel 202, §1, 2°, worden gelijkgesteld met periodes waarvoor het personeelslid het salaris volledig heeft ontvangen.