Terug
Gepubliceerd op 21/12/2021

2021_GR_00208 - Pandenbeleid - Hernieuwing reglement inventarisatie en heffing verwaarlozing - Goedkeuring

Gemeenteraad
do 16/12/2021 - 20:01 Digitaal
Datum beslissing: do 16/12/2021 - 21:19
Goedgekeurd
Dit besluit handelt over een Belastingreglement, type Kohierbelasting. Dit reglement treedt in werking op 01/01/2022 en eindigt op 31/12/2025
  • Bijkomende aanslagvoet: Nee

Samenstelling

Aanwezig

Freddy Smans, voorzitter; Stefan Poortmans, schepen; Ingrid Van Genechten, schepen; Hans Woestenborghs, schepen; Dirk Proost; Joos De Meyer; Staf Willemsens, voorzitter Bijzonder Comité Sociale Dienst; Bart Craane, burgemeester; Isabelle Druyts; Marc Veulemans; Rommy Swinnen, schepen; Nancy Snels; Hans Luyckx; Linda Bosch; Ben Bols; Bart Smans; Indra Van Der Steen; Hanne Lenaerts; Annemie Guns; Lili Jansen; Inge Blondeel; Jan Van Dijck; Nancy Cruysberghs; Patrick Otten; Werner Embrechts; Tinneke Claeys, algemeen directeur

Secretaris

Tinneke Claeys, algemeen directeur

Voorzitter

Freddy Smans, voorzitter
2021_GR_00208 - Pandenbeleid - Hernieuwing reglement inventarisatie en heffing verwaarlozing - Goedkeuring 2021_GR_00208 - Pandenbeleid - Hernieuwing reglement inventarisatie en heffing verwaarlozing - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

dlb0018

Argumentatie

Het verwerven van inkomsten via belastingen is noodzakelijk om de algemene uitgaven van de gemeente te dekken. Daarnaast is het aangewezen dat de gemeente een actief pandenbeleid voert waarbij een kwalitatief en betaalbaar woonaanbod nagestreefd wordt.

Het is mee de bedoeling om verwaarlozing terug te dringen. Indien houders van het zakelijk recht inspanningen leveren om de ongewenste toestand te beëindigen moeten zij de kans krijgen dit te doen zonder tegelijk belast te worden. Daarnaast zijn er eveneens redenen tot vrijstelling omwille van vormen van aantoonbare overmacht of om sociale redenen.

 Zo worden vrijstellingen verleend aan houders van het zakelijk recht die bijdragen tot een oplossing, o.m. in geval van overdracht van het zakelijk recht.

  • Het vervreemden van de woning of het gebouw kan vaak een stap zijn om tot een oplossing te komen, waarbij nieuwe houders van het zakelijk recht actief aan de slag gaan om de problemen ten gronde op te lossen. Om deze reden wordt een tijdelijke vrijstelling toegekend aan nieuwe houders van het zakelijk recht. Deze tijdelijke vrijstelling geeft hen voldoende tijd om hetzij de problemen reeds op te lossen, tenzij een plan van aanpak voor te bereiden.
  • Er wordt geen vrijstelling voorzien voor huidige houders van het zakelijk recht die een verkoop plannen of de intentie tot een verkoop uitdrukken. Een intentie, of zelfs een tekoopstelling, is vaak te vrijblijvend en geeft te weinig garantie dat er op redelijke termijn ook daadwerkelijk een overdracht zal plaatsvinden die kan bijdragen tot een oplossing.

Ook houders van het zakelijk recht die renoveren, dragen bij tot een gewenste oplossing en worden om die reden tijdelijk vrijgesteld.

  • Iedereen die concrete renovatieplannen kan aantonen, hetzij aan de hand van een omgevingsvergunning, hetzij aan de hand van een goed gedocumenteerde renovatienota. Om goed te kunnen sturen heeft deze vrijstelling, een tijdelijk en getrapt karakter van maximaal drie jaar. Opzet van dit plan van aanpak dient steeds te zijn dat de knelpunten ten gronde worden aangepakt, en dat ze op het einde van de vrijstellingsperiode ook beëindigd zijn.
  • Artikel 5.82 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 voorziet in een sociaal beheersrecht voor de gemeente, OCMW of sociale woonorganisatie. Indien dit sociaal beheersrecht uitgeoefend wordt op een woning opgenomen in het register, is de houder van het zakelijk recht op dat ogenblik niet in de mogelijkheid om de woning bijvoorbeeld te renoveren of te verhuren. De gemeente, het OCMW of de sociale woonorganisatie zal de woning op dat ogenblik echter wel in gebruik nemen en eventueel de nodige aanpassingswerken doen. De houder van het zakelijk recht wordt tevens vrijgesteld van de belasting indien deze het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings-, of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 3.30 §2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. In dat geval zal de gemeente, het OCMW of een sociale woonorganisatie het zakelijk recht verwerven of de woning voor minstens 9 jaar huren waarbij werkzaamheden aan de woning uitgevoerd worden.
  • Om na te streven dat monumenten zoveel mogelijk geactiveerd en gerestaureerd worden, worden houders van het zakelijk recht ook enkel vrijgesteld mits stappenplan voor renovatie. Aangezien dat de complexiteit van een restauratie van een monument vaak bijkomende stappen vergt op basis van de geldende decreten, is dit niet altijd haalbaar in het tijdsbestek van drie jaar die voor klassieke renovaties. Om deze reden wordt een bijkomende tijdelijke vrijstellingsmogelijkheid voorzien, maar enkel op voorwaarde dat een ontvankelijk verklaard onderzoeks- of erfgoedpremiedossier is ingediend. Net als bij de vrijstelling voor renovatiewerken wordt deze vrijstelling beperkt in de tijd.

Vervolgens worden een aantal vrijstellingen voorzien in situaties waarbij het tot stand komen of voortduren van de elementen die aanleiding geven tot de opname in het register gebeuren buiten de wil van de houder van het zakelijk recht. Om deze reden wordt een vrijstelling verleend voor een houder van het zakelijk recht waarvan de handelingsbekwaamheid werd beperkt ten gevolge van een gerechtelijke beslissing. De onmogelijkheid om (juridische) handelingen te stellen zonder tussenkomst van derden kan het zoeken van een snelle oplossing bemoeilijken. Dit geldt in het bijzonder in situaties waar de bewindvoering en beschermingsmaatregelen pas recent opgestart werden. Om deze reden wordt een vrijstelling voorzien die wel beperkt is in de tijd.

Zelfs indien de houder van het zakelijk recht handelingsbekwaam is, kan er sprake zijn van omstandigheden die gebeuren buiten de wil van de houder van het zakelijk recht. Om deze redenen zijn er ook vrijstellingen voorzien ten gevolge van een ramp waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is, of voor een vrijstelling gerechtelijke procedure op voorwaarde dat het effectief gebruik onmogelijk is ten gevolge van deze procedure. Niet elke voorziene gebeurtenis of gerechtelijke procedure geeft daarmee recht op een vrijstelling, maar de impact dient dermate te zijn dat het effectief gebruik van het gebouw of de woning omwille van deze redenen onmogelijk is. Bovendien dient een aanvraag door de houder van het zakelijk recht voldoende gedocumenteerd te worden. Net zoals in het geval van beperkte handelingsbekwaamheid zijn ook deze vrijstellingen beperkt in de tijd.

Indien de woning of gebouw is gelegen in een onteigeningsplan, of indien geen omgevingsvergunning meer wordt afgeleverd omdat een onteigeningsplan wordt voorbereid, is de houder van het zakelijk recht vaak om deze reden niet in staat om de nodige werken uit te voeren om de problemen ten gronde op te lossen. In dit geval wordt eveneens voorgesteld om een vrijstelling te voorzien.

Verder worden om sociale redenen een aantal andere vrijstellingen voorzien, die betrekking hebben op de enige gezinswoning. Voor een aantal kwetsbare eigenaar-bewoners is eigen bewoning van deze enige woning de enige optie, zelfs als de staat van de woning te wensen overlaat en dus in aanmerking komt voor een opname in het register verwaarlozing. Daarnaast ontbreken vaak de middelen voor een grondige renovatie of alternatieve huisvesting. Om deze reden wordt een vrijstelling voorzien, op voorwaarde dat de veiligheid van bewoners en omwonenden niet in het gedrang is.

Ten aanzien van het heffingsreglement zoals goedgekeurd door de gemeenteraad van 19 december 2019 worden een aantal wijzigingen doorgevoerd.

  • In de tekst en de definities die gehanteerd werd verwezen naar de toen geldende regelgeving, o.m. het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. Per 1 januari 2021 werden deze decreten gecodificeerd en onderdeel van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Het is derhalve aangewezen het reglement te actualiseren en voor de relevante passages te verwijzen naar de Vlaamse Codex Wonen.

    Daarnaast werd in art. 16 ook verwezen naar het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en naar het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Door een wijziging van het genoemde decreet is de verwijzing naar dit Wetboek in het decreet geïntegreerd. Voortaan volstaat een eenvoudige verwijzing naar het decreet. Art. 16 werd in deze zin aangepast.
  • Artikel 12 § 1, 3°  voorzag in een vrijstelling voor een nieuwe houder van het zakelijk recht die minder dan twee jaar houder is van het zakelijk recht. Het artikel voorzag echter in een uitzondering waardoor deze vrijstelling niet van toepassing was op vennootschappen waarin de vroegere houder van het zakelijk recht rechtstreeks of onrechtstreeks participeert voor meer dan 10 procent van het aandeelhouderschap. De vrijstelling was ook niet van toepassing op bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad, tenzij in geval van erfopvolging of testament. Motivatie achter deze uitzondering was om misbruik van de vrijstelling en ontduiken van de belasting door samenspel (collusie) te vermijden.  In een betwisting naar aanleiding van een gelijkaardige vrijstelling in een andere gemeente oordeelde het hof van beroep van Gent m.n. met betrekking tot een situatie van overdracht aan bloedverwanten dat de uitzondering niet redelijk verantwoord is. Volgens het hof valt, gelet op de relatief grote omvang van registratierechten en notariskosten (in verhouding met de belasting die in het geding kan zijn), niet in te zien dat een verkoop een vorm van collusie zou zijn die tot doel zou hebben om aan de belasting te ontsnappen.

    Hoewel de betwisting dus geen betrekking heeft op het reglement van de gemeente Beerse, is het aangewezen het reglement aan de huidige rechtspraak aan te passen. Om deze reden werd het eerste lid van art. 12 § 1, 3°, waarin een vrijstelling wordt verleend behouden, maar wordt het voormalige tweede lid dat nog in de uitzonderingsgrond voorzag, geschrapt.

Voorstel aan de gemeenteraad is om het reglement met deze wijzigingen goed te keuren.

De heer Staf Willemsens, schepen van Omgeving en Wonen, geeft toelichting bij dit agendapunt.

Juridische grond

Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;

Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;

Bestuursdecreet van 7 december 2018;

Vlaamse Codex Wonen van 2021, Boek 2, Deel 2, Titel 4 ‘Register van verwaarloosde woningen en gebouwen’.

Aanleiding en context

Op 1 januari 2015 werd de stadsregionale samenwerking leegstand opgestart. Het betreft hier een gezamenlijke aanpak van het leegstandsbeheer door de gemeenten Beerse, Oud-Turnhout, Vosselaar en de stad Turnhout. In het verlengde van deze samenwerking werd op 1 januari 2018 Wonen Stadsregio Turnhout gelanceerd. Deze stadsregionale woondienst is een bestendiging van de samenwerking tussen de vier gemeenten op vlak van wonen.

Wonen Stadsregio Turnhout geeft vandaag uitvoering aan een ruimer pandenbeleid in de gemeente. Door een actief pandenbeleid te voeren, streeft de gemeente ernaar om zoveel mogelijk panden te activeren en te waken over de woonkwaliteit. Het pandenbeleid bestaat uit vier instrumenten: de opmaak en het beheer van het gemeentelijk leegstandsregister, de opmaak en het beheer van het gemeentelijk register verwaarlozing, het woningkwaliteitsbeleid bestaande uit de conformiteitsonderzoeken en het beheer van de heffing op woningen en gebouwen die opgenomen worden in de Vlaamse inventaris ongeschikt en/of onbewoonbaar en tot slot de opmaak en het beheer van het gemeentelijk register tweede verblijven. Het register tweede verblijven wordt beheerd door de dienst Financiën van de gemeente, Wonen Stadsregio Turnhout geeft ondersteuning bij het detecteren van nieuwe tweede verblijven via het leegstandsbeheer. Wonen Stadsregio Turnhout hanteert een proactieve aanpak ten aanzien van de verschillende betrokkenen in dit proces. Eigenaars worden daarbij ondersteund in de zoektocht naar een oplossing voor hun woning of gebouw. De heffing vormt het sluitstuk van dit beleid.

In navolging van de stadsregionale samenwerking werd het belastingreglement verwaarlozing eind 2017 reeds afgestemd met de reglementen van de andere gemeenten van de stadsregio.

Op 19 december 2019 werd het reglement opnieuw geactualiseerd. In de tekst en de definities die gehanteerd werd verwezen naar de toen geldende regelgeving. Per 1 januari 2021 werden deze decreten gecodificeerd en onderdeel van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Het is derhalve aangewezen het reglement te actualiseren en voor de relevante passages te verwijzen naar de Vlaamse Codex Wonen. Bijkomend is het aangewezen een beperkt aantal inhoudelijke wijzigingen aan te brengen.

Regelgeving bevoegdheid

G - GR - Artikel 41 §1 14° van het decreet lokaal bestuur
<p>Artikel 41 &sect;1 14&deg; van het decreet lokaal bestuur: De gemeenteraad is bevoegd voor het vaststellen van de gemeentebelastingen en het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan, inclusief verminderingen en vrijstellingen</p>

Besluit

De Gemeenteraad keurt eenparig het volgende besluit goed.
De gemeenteraad beslist:

Artikel 1

De volgende begrippen worden gebruikt:

  1. woning: elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande;
  2. verwaarloosd gebouw of woning: een gebouw of woning wordt als verwaarloosd beschouwd, wanneer het ernstige zichtbare en storende gebreken of tekenen van verval vertoont aan buitenmuren, voegwerk, schoorstenen, dakbedekking, dakgebinte, buitenschrijnwerk, kroonlijst of dakgoten.
  3. gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitzondering van de bebouwde onroerende goederen die vallen onder de toepassing van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;                                                              Een gebouw dat of een woning die in aanmerking komt voor inventarisatie in de zin van hoofdstuk II van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt nooit als een verwaarloosd gebouw of als een verwaarloosde woning beschouwd.
  4. zakelijk gerechtigde: houder van het zakelijk recht nl., volle eigendom, recht van opstal, erfpacht, vruchtgebruik;
  5. beveiligde zending: aangetekende zending of afgifte tegen ontvangstbewijs;
  6. belastingplichtige: de zakelijk gerechtigde die de belasting betreffende de verwaarloosde woning of het verwaarloosd gebouw verschuldigd is op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
  7. renovatienota: een nota die bestaat uit 1) een gedetailleerd overzicht van welke niet-vergunningsplichtige werken worden uitgevoerd 2) fotoreportage met weergave van de bestaande toestand van de te renoveren onderdelen en 3) indien van toepassing een akkoord van de mede-eigenaars;

Artikel 2

Bevoegd personeelslid

Het college duidt een personeelslid aan van de gemeente of van een andere gemeente dat wordt belast met de opmaak en het beheer van een register van verwaarloosde woningen en gebouwen.

Artikel 3

Opmaak en beheer register verwaarloosde woningen en gebouwen

Er wordt een register van verwaarloosde woningen en gebouwen opgemaakt en beheerd. Dit register bevat minstens volgende gegevens:

  • adres van het pand,
  • kadastrale gegevens,
  • identiteit en adres van de zakelijk gerechtigde,
  • nummer en datum van de administratieve akte tot vaststelling van verwaarlozing,
  • indicaties van verwaarlozing zoals bedoeld in art. 4 § 1,
  • eventueel beroep tegen de opname en de beslissing hierover,
  • eventuele aanvraag tot schrapping en beslissing hierover,
  • eventueel beroep tegen weigering aanvraag schrapping en de beslissing hierover,
  • eventuele aanvraag tot vrijstelling van de heffing en de beslissing hierover,
  • eventueel beroep tegen weigering aanvraag vrijstelling en de beslissing hierover,
  • eventuele overdrachten van het zakelijk recht van de panden opgenomen in het register.

Artikel 4

Vaststelling verwaarlozing

§1. Een verwaarloosde woning of gebouw wordt opgenomen in het register aan de hand van een genummerde administratieve akte tot vaststelling van verwaarlozing. In deze akte worden de indicaties vermeld die de verwaarlozing staven.
Het bevoegd personeelslid is bevoegd om de verwaarlozing van een woning of gebouw op te sporen en vast te stellen aan de hand van een verslag op basis van punten, waarbij ieder teken van verval een bepaald aantal punten oplevert. Het verslag en het aantal punten wordt in bijlage 1 bijgevoegd.
Er wordt tevens een fotodossier bijgehouden. Dit maakt geen deel uit van de administratieve akte.

§2. De administratieve akte bevat de beslissing tot opname in het register verwaarloosde woningen en gebouwen. De datum van de administratieve akte geldt als datum van de vaststelling van de verwaarlozing.

§3. Iedere zakelijk gerechtigde krijgt per aangetekende zending een kennisgeving met een afschrift van de administratieve akte tot vaststelling van verwaarlozing.

Artikel 5

Opname in het register 

Wanneer de vaststelling van verwaarlozing niet werd betwist (zie Artikel 7) of de zakelijk gerechtigde er niet in slaagt het tegenbewijs van de verwaarlozing te leveren, dan worden de verwaarloosde woningen en gebouwen opgenomen in het register verwaarloosde woningen of gebouwen op de datum van de opmaak van de administratieve akte tot vaststelling van verwaarlozing.

Artikel 6

Schrapping

§1. Voor de schrapping uit het register verwaarloosde woningen en gebouwen richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerde aanvraag aan het bevoegd personeelslid, per beveiligde zending.

§2. Als de aanvraag ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.

§3. De indiener voegt bij de aanvraag de overtuigingsstukken die hij nodig acht.

§4. Het bevoegd personeelslid registreert elk inkomende aanvraag in het register verwaarloosde woningen en gebouwen en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van de aanvraag.
Het bevoegd personeelslid toetst de ontvankelijkheid van de aanvraag. De aanvraag is enkel onontvankelijk in één van de volgende gevallen:

  • de aanvraag gaat niet uit van de zakelijk gerechtigde of van een persoon zoals vermeld in Artikel 6, §2 van dit reglement,
  • de aanvraag is niet ondertekend,
  • de aanvraag is niet per beveiligde zending ingediend.

Als het bevoegd personeelslid vaststelt dat de aanvraag onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.

§5. Het bevoegd personeelslid behandelt de aanvraag binnen een termijn van orde van 60 dagen. Daarbij wordt de gegrondheid van de ontvankelijke aanvragen onderzocht op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het bevoegd personeelslid. De verwaarloosde woningen of gebouwen worden geschrapt uit het register op datum van op datum van vaststelling door het bevoegd personeelslid dat de woningen of gebouwen volgens de criteria van het verslag zoals bedoeld in art. 4 § 1 niet meer als verwaarloosd kunnen beschouwd worden.

§6. Onverminderd § 1 tot en met 7, kan het bevoegd personeelslid overgaan tot ambtshalve schrapping, maar enkel voor zover het bevoegd personeelslid in het bezit is van afdoende bewijskrachtige gegevens.

Artikel 7

Beroep tegen beslissing tot opname en beroep tegen de weigering van een aanvraag schrapping 

§1. Er kan beroep worden ingesteld tegen de beslissing tot opname en tegen de weigering van een aanvraag schrapping.
Dit beroep kan ingesteld worden bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn 30 dagen na ontvangst van de beslissing waartegen men beroep wil instellen.

§2. Een beroep wordt per beveiligde zending overgemaakt en bevat minimaal de volgende gegevens:

  1. de identiteit en het adres van de indiener;
  2. de aanwijzing van de administratieve akte en van de woning of het gebouw waarop het beroep betrekking heeft;
  3. een of meer bewijsstukken die de grond van het beroep staven;

§3. Als het beroep ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.

§4. De indiener voegt bij het beroep de overtuigingsstukken die hij nodig acht.

§5. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroep ingediend worden, waarbij het eerdere beroep als ingetrokken wordt beschouwd.

§6. Het college van burgemeester en schepenen registreert elk inkomend beroep in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van het beroep.
Het college van burgemeester en schepenen heeft 90 dagen tijd om het beroep te behandelen.
Het college van burgemeester en schepenen toetst de ontvankelijkheid van het beroep. Het beroep is enkel onontvankelijk in één van de volgende gevallen:

  • het beroep is te laat ingediend,
  • het beroep gaat niet uit van de zakelijk gerechtigde of van een persoon zoals vermeld in Artikel 7, §3 van dit reglement,
  • het beroep is niet ondertekend,
  • het beroep is niet per beveiligde zending ingediend.

§7. Als het college van burgemeester en schepenen vaststelt dat het beroep onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.

§8. Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepen op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het bevoegd personeelslid.

Artikel 8

Belastbare grondslag

§1. Er wordt voor de aanslagjaren 2022 tot en met 2025 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen.

§2. De belasting voor een verwaarloosde woning of een verwaarloosd gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Zolang het verwaarloosd gebouw of de verwaarloosde woning niet uit het register van verwaarloosde woningen en gebouwen is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.

Artikel 9

Belastingplichtige

§1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde betreffende het verwaarloosd gebouw of de verwaarloosde woning op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.

§2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.

§3. De overdrager van het zakelijk recht moet de verkrijger ervan uiterlijk op het ogenblik van de overdracht van het zakelijk recht in kennis stellen van de opname van het gebouw of de woning in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen. Deze kennisgeving kan vervangen worden door een vermelding in de notariële akte.
Degene die het zakelijk recht overdraagt, is tevens verplicht om binnen de maand na het verlijden van de notariële akte, per beveiligde zending aan de gemeentelijke administratie een kopie van de notariële akte over te maken. Deze kopie bevat minstens volgende gegevens:

  • naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel,
  • datum van de akte, naam en standsplaats van de notaris,
  • nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het gebouw.

Hij kan de instrumenterende ambtenaar vragen om dit in zijn plaats te doen.

Artikel 10

Berekening van de belasting

§1. De basisbelasting bedraagt:

  • 1.250,00 euro voor een gebouw of woning. Indien een gebouw een of meerdere woningen bevat, is zowel het gebouw als de woning(en) belastbaar.

§2. Het bedrag van de belasting is gelijk aan het resultaat van de volgende formule: het bedrag van de basisbelasting vermeld onder §1 vermenigvuldigd met (x+1), waarbij x gelijk is aan het aantal periodes van 12 maanden dat de woning en/of het gebouw zonder onderbreking opgenomen is in het gemeentelijke leegstandsregister.
x mag niet meer bedragen dan 4.

Artikel 11

Aanvraag vrijstellingen

§1. Een vrijstelling van de heffing kan aangevraagd worden door middel van een daartoe bestemd aanvraagformulier.

§2. Bij opname in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen moet de aanvraag voor vrijstelling van de heffing worden ingediend via beveiligde zending voor het verstrijken van een (bijkomende) periode van 12 maanden waarop het gebouw en/of woning zonder onderbreking opgenomen is in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen.

§3. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling zoals beschreven in artikel 12 dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan het bevoegd personeelslid. 

§4. Onverminderd § 1 tot en met 3, kan het bevoegd personeelslid vrijstellingen ambtshalve toekennen, maar enkel voor zover het bevoegd personeelslid in het bezit is van afdoende bewijskrachtige gegevens.

§5. Het al dan niet toekennen van een vrijstelling kan worden voorafgegaan door een controle van de administratie ter plaatse met het oog op een feitenonderzoek. De vrijstelling wordt geacht geweigerd te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

Artikel 12

Vrijstellingen

§1. Van de heffing op verwaarloosde woningen en gebouwen zijn vrijgesteld:

  1. De belastingplichtige waarvan de woning de enige woning in zijn bezit is en op voorwaarde dat deze woning ook door de belastingplichtige ook zelf effectief bewoond wordt als hoofdverblijfplaats.
  2. De belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing. De vrijstelling geldt voor een periode die duurt tot 2 jaar na het opheffen van de gerechtelijke beslissing tot beperking van de handelsbekwaamheid. De maximale duur van de vrijstelling wordt evenwel beperkt tot vijf jaar.
  3. De belastingplichtige die minder dan twee jaar houder is van het zakelijk recht van de woning en /of het gebouw wordt vrijgesteld van belasting gedurende een periode van 2 jaar vanaf het moment van overdracht van het zakelijk recht.

§2. Een vrijstelling wordt verleend indien:

1. De woning of het gebouw gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan.

2. De woning of het gebouw geen voorwerp meer kan uitmaken van een omgevingsvergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld.

3. De woningen en/of gebouwen die krachtens het decreet van 12 juli 2013 betreffende het Onroerend Erfgoed zijn beschermd als monument en waarvoor bij de bevoegde overheid een ontvankelijk verklaard onderzoeks- of erfgoedpremiedossier is ingediend, gedurende de termijn van behandeling of waarvoor de bevoegde overheid attesteert dat het 10/13 monument in de bestaande toestand bewaard mag blijven. De maximale duur van de vrijstelling wordt beperkt tot 5 jaar.

4. De woning of het gebouw vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging. Een ramp is een gebeurtenis die zich voordoet buiten de wil van de belastingplichtige en waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is.

5. De woningen en/of gebouwen waarvan het effectief gebruik onmogelijk is omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een van een gerechtelijke procedure, vanaf het begin van de onmogelijkheid tot effectief gebruik tot twee jaar na het einde van de onmogelijkheid. Bij deze aanvraag moeten stukken zijn gevoegd op basis waarvan de stand van zaken van het strafrechtelijk onderzoek of de gerechtelijke procedure kan worden afgeleid, en waaruit blijkt dat het effectief gebruik van de woning en/of het gebouw onmogelijk is omwille van deze procedure.

6.a) Gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen omgevingsvergunning voor stabiliteitswerken en eventueel sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de omgevingsvergunning.

Indien de omgevingsvergunning enkel betrekking heeft op sloopwerkzaamheden, geldt deze vrijstelling slecht voor één jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de omgevingsvergunning. Deze vrijstelling kan slechts eenmaal toegekend worden voor dezelfde woning of hetzelfde gebouw.

b) Indien het gaat om renovatiewerken waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, kan de houder van het zakelijk recht vrijgesteld worden gedurende een termijn van maximaal drie jaar aan de hand van een renovatienota zoals bedoeld in Artikel 1, lid 7 van dit reglement.

Deze vrijstelling wordt verleend op voorwaarde dat de problematische situatie ten gronde wordt aangepakt. Daarnaast dienen de werken ook effectief uitgevoerd te worden. Daarom wordt de vrijstelling verleend in twee schijven van respectievelijk één en maximaal twee jaar.

De eerste schijf van één jaar gaat in op datum van ontvangst van de schriftelijke bevestiging van de volledige renovatienota.

De aanvraag van de tweede schijf van twee jaar moet gebeuren via een schriftelijke en gemotiveerde vraag aan het bevoegd personeelslid. In deze gemotiveerde vraag wordt een gedetailleerde stand van zaken van de werken opgenomen. Deze stand van zaken wordt onder andere aangetoond aan de hand van foto’s.

De aanvraag van de tweede schijf moet ingediend worden voor de eerste schijf verstrijkt. Om voor de tweede schijf in aanmerking te komen, moet uit de stand van zaken blijken dat de werken gestart zijn. De toekenning van de tweede schijf kan worden voorafgegaan door een plaatsbezoek van het bevoegd personeelslid ter controle. Indien blijkt uit de stand van zaken of uit het verslag van het plaatsbezoek dat de werken nog niet zijn gestart, dan wordt de tweede schijf geweigerd.

Indien een plaatsbezoek tot vaststelling van de voortgang van de werken wordt geweigerd of indien aan het bevoegd personeelslid geen toegang wordt verleend tot de woning en/of het gebouw, dan wordt de toekenning van een tweede schijf geweigerd.

Renovatiewerken die enkel betrekking hebben de sloop van een woning of gebouw en waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, geven geen aanleiding tot vrijstelling.

7. de woning of het gebouw het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 3.30 §2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

8. de woning of het gebouw het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 5.82 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

§3. Uitsluitend de in het reglement opgesomde vrijstellingen worden toegepast.

Artikel 13

Beroepsprocedure vrijstellingen

§1. Er kan beroep worden ingesteld tegen de weigering van een aanvraag tot vrijstelling.

§2. Dit beroep kan ingesteld worden bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn 30 dagen na ontvangst van de beslissing waartegen men beroep wil instellen.
Een beroep wordt per beveiligde zending overgemaakt en bevat minimaal de volgende gegevens:

  1. de identiteit en het adres van de indiener,
  2. de aanwijzing van de administratieve akte en van het gebouw of de woning waarop het beroep betrekking heeft,
  3. een of meer bewijsstukken die de grond van het beroep staven.

§3. Als het beroep ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.

§4. De indiener voegt bij het beroep de overtuigingsstukken die hij nodig acht.

§5. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroep ingediend worden, waarbij het eerdere beroep als ingetrokken wordt beschouwd.

§6. Het college van burgemeester en schepenen registreert elk inkomend beroep in het register verwaarloosde woningen en gebouwen en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van het beroep.
Het college van burgemeester en schepenen heeft 90 dagen tijd om het beroep te behandelen.
Het college van burgemeester en schepenen toetst de ontvankelijkheid van het beroep. Het beroep is enkel onontvankelijk in één van de volgende gevallen:

  • het beroep is te laat ingediend,
  • het beroep gaat niet uit van de zakelijk gerechtigde, of van een persoon zoals vermeld in Artikel 13, §3 van dit reglement,
  • het beroep is niet ondertekend,
  • het beroep is niet per beveiligde zending ingediend.

§7. Als het college van burgemeester en schepenen vaststelt dat het beroep onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.

§8. Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepen op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het bevoegd personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

Artikel 14

Invordering

De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 15

Bezwaar

§1. De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.
Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.

§2. Het bezwaarschrift wordt behandeld in overeenstemming met het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelasting.

Artikel 16

Slotbepalingen

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen zijn van toepassing op dit reglement.

Artikel 17

Toezending toezichthoudende overheid

Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.

Artikel 18

Het reglement "Pandenbeleid - Hernieuwing reglement inventarisatie en heffing verwaarlozing", goedgekeurd door de gemeenteraad op 19 december 2019, wordt opgeheven.