Terug
Gepubliceerd op 21/12/2021

2021_GR_00209 - Pandenbeleid - Hernieuwing reglement inventarisatie en heffing leegstand - Goedkeuring

Gemeenteraad
do 16/12/2021 - 20:01 Digitaal
Datum beslissing: do 16/12/2021 - 21:18
Goedgekeurd
Dit besluit handelt over een Belastingreglement, type Kohierbelasting. Dit reglement treedt in werking op 01/01/2022 en eindigt op 31/12/2025
  • Bijkomende aanslagvoet: Nee

Samenstelling

Aanwezig

Freddy Smans, voorzitter; Stefan Poortmans, schepen; Ingrid Van Genechten, schepen; Hans Woestenborghs, schepen; Dirk Proost; Joos De Meyer; Staf Willemsens, voorzitter Bijzonder Comité Sociale Dienst; Bart Craane, burgemeester; Isabelle Druyts; Marc Veulemans; Rommy Swinnen, schepen; Nancy Snels; Hans Luyckx; Linda Bosch; Ben Bols; Bart Smans; Indra Van Der Steen; Hanne Lenaerts; Annemie Guns; Lili Jansen; Inge Blondeel; Jan Van Dijck; Nancy Cruysberghs; Patrick Otten; Werner Embrechts; Tinneke Claeys, algemeen directeur

Secretaris

Tinneke Claeys, algemeen directeur

Voorzitter

Freddy Smans, voorzitter
2021_GR_00209 - Pandenbeleid - Hernieuwing reglement inventarisatie en heffing leegstand - Goedkeuring 2021_GR_00209 - Pandenbeleid - Hernieuwing reglement inventarisatie en heffing leegstand - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

dlb0004

Argumentatie

Het verwerven van inkomsten via belastingen is noodzakelijk om de algemene uitgaven van de gemeente te dekken. Daarnaast is het aangewezen dat de gemeente een actief pandenbeleid voert waarbij een kwalitatief en betaalbaar woonaanbod nagestreefd wordt.

Het is mee de bedoeling om leegstand terug te dringen. Indien houders van het zakelijk recht inspanningen leveren om de ongewenste toestand te beëindigen moeten zij de kans krijgen dit te doen zonder tegelijk belast te worden. Daarnaast zijn er eveneens redenen tot vrijstelling omwille van vormen van aantoonbare overmacht of om sociale redenen.

Zo worden vrijstellingen verleend aan houders van het zakelijk recht die bijdragen tot een oplossing, o.m. in geval van overdracht van het zakelijk recht.

  • Het vervreemden van de woning of het gebouw kan vaak een stap zijn om tot een oplossing te komen, waarbij nieuwe houders van het zakelijk recht actief aan de slag gaan om de problemen ten gronde op te lossen. Om deze reden wordt een tijdelijke vrijstelling toegekend aan nieuwe houders van het zakelijk recht. Deze tijdelijke vrijstelling geeft hen voldoende tijd om hetzij de problemen reeds op te lossen, tenzij een plan van aanpak voor te bereiden.
  • Er wordt geen vrijstelling voorzien voor huidige houders van het zakelijk recht die een verkoop plannen of de intentie tot een verkoop uitdrukken. Een intentie, of zelfs een tekoopstelling, is vaak te vrijblijvend en geeft te weinig garantie dat er op redelijke termijn ook daadwerkelijk een overdracht zal plaatsvinden die kan bijdragen tot een oplossing.

Ook houders van het zakelijk recht die renoveren, dragen bij tot een gewenste oplossing en worden om die reden tijdelijk vrijgesteld.

  • Iedereen die concrete renovatieplannen kan aantonen, hetzij aan de hand van een omgevingsvergunning, hetzij aan de hand van een goed gedocumenteerde renovatienota. Om goed te kunnen sturen heeft deze vrijstelling een tijdelijk en getrapt karakter van maximaal drie jaar. Opzet van dit plan van aanpak dient steeds te zijn dat de knelpunten ten gronde worden aangepakt, en dat ze op het einde van de vrijstellingsperiode ook beëindigd zijn.
  • Artikel 5.82 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 voorziet in een sociaal beheersrecht voor de gemeente, OCMW of sociale woonorganisatie. Indien dit sociaal beheersrecht uitgeoefend wordt op een woning opgenomen in het register, is de houder van het zakelijk recht op dat ogenblik niet in de mogelijkheid om de woning bijvoorbeeld te renoveren of te verhuren. De gemeente, het OCMW of de sociale woonorganisatie zal de woning op dat ogenblik echter wel in gebruik nemen en eventueel de nodige aanpassingswerken doen. De houder van het zakelijk recht wordt tevens vrijgesteld van de belasting indien deze het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings-, of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 3.30 §2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. In dat geval zal de gemeente, het OCMW of een sociale woonorganisatie het zakelijk recht verwerven of de woning voor minstens 9 jaar huren waarbij werkzaamheden aan de woning uitgevoerd worden.
  • Om na te streven dat monumenten zoveel mogelijk geactiveerd en gerestaureerd worden, worden houders van het zakelijk recht ook enkel vrijgesteld mits stappenplan voor renovatie. Aangezien dat de complexiteit van een restauratie van een monument vaak bijkomende stappen vergt op basis van de geldende decreten, is dit niet altijd haalbaar in het tijdsbestek van drie jaar zoals voor klassieke renovaties. Om deze reden wordt een bijkomende tijdelijke vrijstellingsmogelijkheid voorzien, maar enkel op voorwaarde dat een ontvankelijk verklaard onderzoeks- of erfgoedpremiedossier is ingediend. Net als bij de vrijstelling voor renovatiewerken wordt deze vrijstelling beperkt in de tijd.
  • De renovatie van sociale woningen betreft een complex gegeven. Het blijft eveneens een bewuste keuze om langdurige leegstand van sociale woningen te ontraden, en te sturen op kwaliteit. Sociale woningen zijn daarmee op zich niet vrijgesteld van de heffing. De uitdagingen om grote delen van het bestaande sociaal huurpatrimonium verder te renoveren zijn complex omwille van de schaal (vaak hele wijken of delen ervan) en het regelgevend kader (i.c. traject om financiering te bekomen, de verplichting tot tijdelijke of definitieve herhuisvesting). Deze uitdagingen gelden niet in deze mate voor projecten van particulieren of private ontwikkelaars. Bovendien heeft de gemeente ook een formele regierol in sociale woonprojecten op basis van het Uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex Wonen, Boek 4, deel 1, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 1 'Programmatie van projecten'. Ook een dergelijke ingrijpende regierol is niet aanwezig in private projecten. Tenslotte is de sociale huisvestingsmaatschappij ook een partner in de beleidsdoelstelling om kwaliteitsvolle en betaalbare sociale woningen te verhuren. Deze maatschappelijke opdracht is niet per se in private projecten aanwezig. Om deze reden wordt voorgesteld een bijkomende vrijstelling te voorzien, maar enkel op voorwaarde dat de sociale woningen zijn opgenomen op een renovatieplanning. De gefaseerde planning dient besproken te worden op het lokaal woonoverleg en nadien bekrachtigd te worden door het college. De vrijstelling wordt echter beperkt in de tijd (5 jaar), zoals dat ook voor andere vrijstellingen het geval is.

Verder vergt ook het vinden van een kwaliteitsvolle oplossing voor handelspanden een aanpak op maat. De complexiteit wordt hier gevormd door de verwevenheid van functies, bijvoorbeeld economisch op het gelijkvloers en wonen of andere op de verdieping. Het is niet altijd evident om beide functies in elk pand te verzoenen, in het bijzonder in panden zonder aparte toegang tot de verschillende functies en in smalle panden. Het gedeelte wonen op de verdieping kan in principe apart geregistreerd en belast worden. Voor panden van voldoende grootte, waar een aparte toegang is of kan gecreëerd worden is dit ook wenselijk. Voor panden zonder aparte toegang is het niet altijd haalbaar om een kwaliteitsvolle woning te realiseren in combinatie met een leefbare winkel. Voor dergelijke panden wordt eveneens een vrijstelling voorzien.

Vervolgens worden een aantal vrijstellingen voorzien in situaties waarbij het tot stand komen of voortduren van de elementen die aanleiding geven tot de opname in het register gebeuren buiten de wil van de houder van het zakelijk recht. Om deze reden wordt een vrijstelling verleend voor een houder van het zakelijk recht waarvan de handelingsbekwaamheid werd beperkt ten gevolge van een gerechtelijke beslissing. De onmogelijkheid om (juridische) handelingen te stellen zonder tussenkomst van derden kan het zoeken van een snelle oplossing bemoeilijken. Dit geldt in het bijzonder in situaties waar de bewindvoering en beschermingsmaatregelen pas recent opgestart werden. Om deze reden wordt een vrijstelling voorzien die wel beperkt is in de tijd.

Zelfs indien de houder van het zakelijk recht handelingsbekwaam is, kan er sprake zijn van omstandigheden die gebeuren buiten de wil van de houder van het zakelijk recht. Om deze redenen zijn er ook vrijstellingen voorzien ten gevolge van een ramp waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is, of voor een vrijstelling gerechtelijke procedure op voorwaarde dat het effectief gebruik onmogelijk is ten gevolge van deze procedure. Niet elke voorziene gebeurtenis of gerechtelijke procedure geeft daarmee recht op een vrijstelling, maar de impact dient dermate te zijn dat het effectief gebruik van het gebouw of de woning omwille van deze redenen onmogelijk is. Bovendien dient een aanvraag door de houder van het zakelijk recht voldoende gedocumenteerd te worden. Net zoals in het geval van beperkte handelingsbekwaamheid zijn ook deze vrijstellingen beperkt in de tijd.

Indien de woning of gebouw is gelegen in een onteigeningsplan, of indien geen omgevingsvergunning meer wordt afgeleverd omdat een onteigeningsplan wordt voorbereid, is de houder van het zakelijk recht vaak om deze reden niet in staat om de nodige werken uit te voeren om de problemen ten gronde op te lossen. In dit geval wordt eveneens voorgesteld om een vrijstelling te voorzien.

Zelfs indien de enige gezinswoning tijdelijk leegstaat, kan dit met de bedoeling of verwachting zijn hier op korte termijn terug naar toe te keren. Het vervreemden of verhuren van deze woning is in dit geval niet steeds of niet onmiddellijk een optie. Dit kan het geval zijn voor personen die voor langdurig verblijf in een instelling verblijven (zorginstellingen, penitentiaire instellingen, …). Hoewel het verblijf in sommige zorginstellingen (i.c. erkende ouderenvoorzieningen) in vele gevallen na verloop van tijd of onmiddellijk een definitief karakter kan krijgen, wordt voor de aanvang van dit verblijf een vrijstelling verleend. Om te langdurige leegstand zonder oplossing te verblijven wordt ook deze vrijstelling beperkt in de tijd.

Ten slotte wordt een vrijstelling voorzien voor leegstaande gebouwen of woningen waarvoor een verzoek tot schrapping is ingediend. Aangezien een schrapping uit het leegstandsregister pas kan nadat een woning of gebouw zes maanden overeenkomstig de functie wordt gebruikt, is het billijk deze woningen tijdens deze maanden vrij te stellen, op voorwaarde dat de schrapping ook daadwerkelijk doorgaat. De woning of het gebouw zal effectief geschrapt worden op datum van ingebruikname op voorwaarde dat er zes maanden gebruik overeenkomstig de functie werd aangetoond. Op deze manier vermijden we dat betrokken zakelijk gerechtigden toch heffingsplichtig kunnen worden op het ogenblik dat de inventarisatiedatum overschreden wordt.

Ten aanzien van het heffingsreglement zoals goedgekeurd door de gemeenteraad van 19 december 2019 worden een aantal wijzigingen doorgevoerd.

  • In de tekst en de definities die gehanteerd werd verwezen naar de toen geldende regelgeving, o.m. het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. Per 1 januari 2021 werden deze decreten gecodificeerd en onderdeel van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Het is derhalve aangewezen het reglement te actualiseren en voor de relevante passages te verwijzen naar de Vlaamse Codex Wonen.

    Daarnaast werd in art. 16 ook verwezen naar het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en naar het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Door een wijziging van het genoemde decreet is de verwijzing naar dit Wetboek in het decreet geïntegreerd. Voortaan volstaat een eenvoudige verwijzing naar het decreet. Art. 16 werd in deze zin aangepast.
  • Artikel 12 § 1, 4°  voorzag in een vrijstelling voor een nieuwe houder van het zakelijk recht die minder dan twee jaar houder is van het zakelijk recht. Het artikel voorzag echter in een uitzondering waardoor deze vrijstelling niet van toepassing was op vennootschappen waarin de vroegere houder van het zakelijk recht rechtstreeks of onrechtstreeks participeert voor meer dan 10 procent van het aandeelhouderschap. De vrijstelling was ook niet van toepassing op bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad, tenzij in geval van erfopvolging of testament. Motivatie achter deze uitzondering was om misbruik van de vrijstelling en ontduiken van de belasting door samenspel (collusie) te vermijden.  In een betwisting naar aanleiding van een gelijkaardige vrijstelling in een andere gemeente oordeelde het hof van beroep van Gent m.n. met betrekking tot een situatie van overdracht aan bloedverwanten dat de uitzondering niet redelijk verantwoord is. Volgens het hof valt, gelet op de relatief grote omvang van registratierechten en notariskosten (in verhouding met de belasting die in het geding kan zijn), niet in te zien dat een verkoop een vorm van collusie zou zijn die tot doel zou hebben om aan de belasting te ontsnappen.

    Hoewel de betwisting dus geen betrekking heeft op het reglement van de gemeente Beerse, is het aangewezen het reglement aan de huidige rechtspraak aan te passen. Om deze reden werd het eerste lid van art. 12 § 1, 4°, waarin een vrijstelling wordt verleend behouden, maar wordt het voormalige tweede lid dat nog in de uitzonderingsgrond voorzag, geschrapt.

Voorstel aan de gemeenteraad is om het reglement met deze wijzigingen goed te keuren.

De heer Staf Willemsens, schepen van Omgeving en Wonen, geeft toelichting bij dit agendapunt.

Juridische grond

Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;

Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;

Artikel 41 §1 14° van het decreet lokaal bestuur: De gemeenteraad is bevoegd voor het vaststellen van de gemeentebelastingen en het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan, inclusief verminderingen en vrijstellingen;

Bestuursdecreet van 7 december 2018;

Vlaamse Codex Wonen van 2021, boek 2, Deel 2, Titel 3 ‘Leegstandsregister’.

Aanleiding en context

Op 1 januari 2015 werd de stadsregionale samenwerking leegstand opgestart. Het betreft hier een gezamenlijke aanpak van het leegstandsbeheer door de gemeenten Beerse, Oud-Turnhout, Vosselaar en de stad Turnhout. In het verlengde van deze samenwerking werd op 1 januari 2018 Wonen Stadsregio Turnhout gelanceerd. Deze stadsregionale woondienst is een bestendiging van de samenwerking tussen de vier gemeenten op vlak van wonen.

Wonen Stadsregio Turnhout geeft vandaag uitvoering aan een ruimer pandenbeleid in de gemeente. Door een actief pandenbeleid te voeren, streeft de gemeente ernaar om zoveel mogelijk panden te activeren en te waken over de woonkwaliteit. Het pandenbeleid bestaat uit vier instrumenten: de opmaak en het beheer van het gemeentelijk leegstandsregister, de opmaak en het beheer van het gemeentelijk register verwaarlozing, het woningkwaliteitsbeleid bestaande uit de conformiteitsonderzoeken en het beheer van de heffing op woningen en gebouwen die opgenomen worden in de Vlaamse inventaris ongeschikt en/of onbewoonbaar en tot slot de opmaak en het beheer van het gemeentelijk register tweede verblijven. Het register tweede verblijven wordt beheerd door de dienst Financiën van de gemeente, Wonen Stadsregio Turnhout geeft ondersteuning bij het detecteren van nieuwe tweede verblijven via het leegstandsbeheer. Wonen Stadsregio Turnhout hanteert een proactieve aanpak ten aanzien van de verschillende betrokkenen in dit proces. Eigenaars worden daarbij ondersteund in de zoektocht naar een oplossing voor hun woning of gebouw. De heffing vormt het sluitstuk van dit beleid.

Op 26 september 2019 gaf de gemeenteraad haar goedkeuring aan de verlengingsaanvraag van het IGS-project ‘Wonen in de Stadsregio!’ voor de periode 2020-2025. In het kader van de Vlaamse beleidsprioriteit 'De gemeente zorgt voor een divers en betaalbaar woonaanbod in functie van de woonnoden' bevat het activiteitenpakket van het project onder andere de verplichte activiteit om leegstaande gebouwen en woningen op te sporen, te registreren en aan te pakken.

In navolging van de stadsregionale samenwerking werd het belastingreglement leegstand eind 2016 reeds afgestemd met de reglementen van de andere gemeenten van de stadsregio.

Op 19 december 2019 werd het reglement opnieuw geactualiseerd. In de tekst en de definities die gehanteerd werd verwezen naar de toen geldende regelgeving. Per 1 januari 2021 werden deze decreten gecodificeerd en onderdeel van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Het is derhalve aangewezen het reglement te actualiseren en voor de relevante passages te verwijzen naar de Vlaamse Codex Wonen. Bijkomend is het aangewezen een beperkt aantal inhoudelijke wijzigingen aan te brengen. 

Regelgeving bevoegdheid

G - GR - Artikel 40 §3 van het decreet lokaal bestuur
<p>Artikel 40 &sect;3 van het decreet lokaal bestuur: De gemeenteraad stelt de gemeentelijke reglementen vast. Met behoud van de toepassing van de federale wetgeving in verband met de bevoegdheid van de gemeenteraad om politieverordeningen vast te stellen, kunnen de reglementen onder meer betrekking hebben op het gemeentelijk beleid, de gemeentelijke belastingen en retributies, en op het inwendige bestuur van de gemeente.</p>

Besluit

De Gemeenteraad keurt eenparig het volgende besluit goed.
De gemeenteraad beslist:

Artikel 1

De volgende begrippen worden gebruikt:

  1. woning: elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande;
  2. leegstaande woning: een woning wordt als leegstaand beschouwd wanneer zij gedurende een termijn van ten minste twaalf opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met de woonfunctie;
  3. In afwijking van het voorgaande, wordt een nieuwe woning als leegstaand beschouwd indien dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een omgevingsvergunning niet gebruikt wordt overeenkomstig zijn of haar functie;
  4. gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat;
  5. leegstaand gebouw: een gebouw wordt als leegstaand beschouwd indien meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een termijn van ten minste twaalf opeenvolgende maanden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw. De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan uitgereikte omgevingsvergunning of meldingsakte als vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is, of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.                                    Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten.                         In afwijking van het voorgaande, wordt een nieuw gebouw als leegstaand beschouwd indien dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een omgevingsvergunning niet gebruikt wordt overeenkomstig zijn of haar functie;
  6. zakelijk gerechtigde: houder van het zakelijk recht nl., volle eigendom, recht van opstal, erfpacht, vruchtgebruik;
  7. beveiligde zending: aangetekende zending of afgifte tegen ontvangstbewijs;
  8. belastingplichtige: de houder van het zakelijk recht die de belasting betreffende de leegstaande woning of het leegstaand gebouw verschuldigd is op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt;
  9. renovatienota: een nota die bestaat uit 1) een gedetailleerd overzicht van welke niet-vergunningsplichtige werken worden uitgevoerd 2) fotoreportage met weergave van de bestaande toestand van de te renoveren onderdelen en 3) indien van toepassing een akkoord van de mede-eigenaars;
  10. tweede verblijf: elke woongelegenheid waarvan degene, die er kan verblijven, voor deze woongelegenheid op 1 januari van het aanslagjaar niet ingeschreven is in het bevolkingsregister, vreemdelingenregister of het wachtregister en waarvoor deze persoon ook nog geen aanvraag tot inschrijving heeft ingediend, maar die op elk ogenblik door hem voor bewoning kan worden gebruikt;
  11. renovatieplanning sociale woningen: renovatieplanning van sociale huurwoningen, opgemaakt in overleg met de sociale huisvestingsmaatschappij, besproken op het Lokaal Woonoverleg en bekrachtigd door het schepencollege;
  12. sociale huurwoning: woning die bestemd is om verhuurd te worden als sociale huurwoning zoals gedefinieerd in art 1.3, § 1, eerste lid, 49° van de Vlaamse Codex wonen van 2021.

Artikel 2

Bevoegd personeelslid

Het college duidt een personeelslid aan van de gemeente of van een andere gemeente dat wordt belast met de opmaak en het beheer van een register van leegstaande woningen en gebouwen.

Artikel 3

Opmaak en beheer leegstandsregister

Er wordt een register van leegstaande woningen en gebouwen opgemaakt en beheerd. Dit register bevat minstens volgende gegevens:

  • adres van het pand,
  • kadastrale gegevens,
  • identiteit en adres van de zakelijk gerechtigde,
  • nummer en datum van de administratieve akte tot vaststelling van leegstand,
  • indicaties van leegstand,
  • eventueel beroep tegen de opname en de beslissing hierover,
  • eventuele aanvraag tot schrapping en beslissing hierover,
  • eventueel beroep tegen weigering aanvraag schrapping en de beslissing hierover,
  • eventuele aanvraag tot vrijstelling van de heffing en de beslissing hierover,
  • eventueel beroep tegen weigering aanvraag vrijstelling en de beslissing hierover,
  • eventuele overdrachten van het zakelijk recht van de panden opgenomen in het register.

Artikel 4

Vaststelling leegstand

§1. Een leegstaande woning of leegstaand gebouw wordt opgenomen in het register aan de hand van een genummerde administratieve akte tot vaststelling van leegstand. In deze akte worden de indicaties vermeld die de leegstand staven. Er wordt tevens een fotodossier bijgehouden, dit maakt geen deel uit van de administratieve akte.

Het gaat onder andere om de volgende indicaties (deze lijst is niet restrictief):

  • het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister,
  • het ontbreken van een aangifte als tweede verblijfplaats,
  • het aanbieden als “te huur” of “te koop”,
  • het ontbreken van aansluitingen voor nutsvoorzieningen of het vermoeden van een dermate laag verbruik van de nutsvoorzieningen dat een gebruik overeenkomstig de woonfunctie of het normale gebruik van het gebouw kan worden uitgesloten tenzij de houder van het zakelijk recht hiervoor een verantwoording kan geven gesteund op zijn toestand. Het minimumwaterverbruik waaronder mag verondersteld dat de woning leegstaat, wordt vastgesteld op 5 m³ per jaar. Een woning wordt verondersteld leeg te staan als de elektriciteitsmeter is verzegeld of het jaarlijks elektriciteitsgebruik kleiner was dan 100kwh,
  • het vermoeden van het gebruik van een woonentiteit als domiciliewoning,
  • de aanvraag om vermindering van onroerende voorheffing naar aanleiding van een leegstand of onproductiviteit,
  • getuigenissen,
  • het ontbreken van een vestigings- /ondernemingsnummer in de Kruispuntbank voor ondernemingen,
  • het ontbreken van aangeduide openingsuren die duidelijk maken aan de consument wanneer er klanten terecht kunnen,
  • andere indicaties die ter plaatse kunnen worden vastgesteld.

§2. Als uit de indicaties niet onmiddellijk vastgesteld kan worden dat de leegstand al minimaal twaalf opeenvolgende maanden aanhoudt, voert het bevoegd personeelslid een tweede controle uit.

§3. De administratieve akte bevat de beslissing tot opname in het leegstandsregister. De datum van de administratieve akte geldt als datum van de vaststelling van de leegstand.

§4. Iedere zakelijk gerechtigde krijgt per aangetekende zending een kennisgeving met een afschrift van de administratieve akte tot vaststelling van leegstand.

Artikel 5

Opname in het register 

Wanneer de vaststelling van leegstand niet werd betwist (zie Artikel 7) of de zakelijk gerechtigde er niet in slaagt het tegenbewijs van de leegstand te leveren, dan worden de leegstaande woningen en/of de geheel of gedeeltelijk leegstaande gebouwen opgenomen in het leegstandsregister op de datum van de opmaak van de administratieve akte tot vaststelling van leegstand.

Artikel 6

Schrapping

§1. Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerde aanvraag het bevoegd personeelslid, per beveiligde zending.

§2. Als de aanvraag ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.

§3. De indiener voegt bij de aanvraag de overtuigingsstukken die hij nodig acht.

§4. Het bevoegd personeelslid registreert elk inkomende aanvraag in het leegstandsregister en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van de aanvraag.
Het bevoegd personeelslid toetst de ontvankelijkheid van de aanvraag. De aanvraag is enkel onontvankelijk in één van de volgende gevallen:

  • de aanvraag gaat niet uit van de zakelijk gerechtigde of van een persoon zoals vermeld in Artikel 6, §2 van dit reglement,
  • de aanvraag is niet ondertekend,
  • de aanvraag is niet per beveiligde zending ingediend.

Als het bevoegd personeelslid vaststelt dat de aanvraag onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.

§5. Het bevoegd personeelslid behandelt de aanvraag binnen een termijn van orde van 60 dagen. Daarbij wordt de gegrondheid van de ontvankelijke aanvragen onderzocht op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het bevoegd personeelslid.

§6. De aanvraag wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

§7. Indien de aanvraag tot schrapping gegrond blijkt, dan wordt de woning of het gebouw geschrapt van het register met terugwerkende kracht vanaf de eerste dag dat het vaststaat dat het gebouw niet meer leeg stond.

§8. Schrappingsgronden:

  1. Een woning moet minimaal 6 maanden ononderbroken worden bewoond om als niet leegstaand te worden beschouwd, te rekenen vanaf de datum van inschrijving in het bevolkingsregister of de datum van de vaststelling dat de woning gebruikt wordt als tweede verblijf.
  2. Een gebouw wordt als niet-leegstaand beschouwd als meer dan 50% van de totale vloeroppervlakte gedurende meer dan 6 opeenvolgende maanden wordt gebruikt. De zakelijk gerechtigde levert hiervan het bewijs.
  3. Een woning en/of gebouw, waarvoor een bestemmingswijziging werd aangevraagd en vergund, wordt geschrapt uit het leegstandsregister, als bij het feitenonderzoek blijkt dat de woning of het gebouw reeds 6 maanden wordt gebruikt in overeenstemming met de nieuwe bestemming.
  4. Een woning of gebouw, waarin een wijziging van het aantal woongelegenheden werd aangevraagd en vergund, wordt geschrapt uit het leegstandsregister op datum van de vaststelling die de voltooiing van de werkzaamheden en de wijziging van het aantal woongelegenheden bevestigt. Indien de op deze wijze gerealiseerde woongelegenheden op datum van schrapping niet in overeenstemming met de functie worden gebruikt, worden de woongelegenheden op datum van schrapping opnieuw opgenomen in het leegstandsregister, op de wijze, vermeld in artikel 4 van het reglement.
  5. Een woning en/of gebouw, waarvoor een sloop werd aangevraagd en vergund, wordt geschrapt uit het leegstandsregister op datum van de vaststelling die bevestigt dat de sloop voltooid is en het terrein volledig van puin geruimd is. De sloop moet door de zakelijk gerechtigde gemeld worden aan de administratie en gestaafd worden met een kopie van de omgevingsvergunning tot sloop. Indien het een sloop betreft waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, wordt een woning en/of gebouw geschrapt op datum van de vaststelling die bevestigt dat de sloop voltooid is en het terrein volledig van puin geruimd is.

§9. Onverminderd § 1 tot en met 7, kan het bevoegd personeelslid overgaan tot ambtshalve schrapping, maar enkel voor zover het bevoegd personeelslid in het bezit is van afdoende bewijskrachtige gegevens.

Artikel 7

Beroep tegen beslissing tot opname en beroep tegen de weigering van een aanvraag schrapping 

§1. Er kan beroep worden ingesteld tegen de beslissing tot opname en tegen de weigering van een aanvraag schrapping.

Dit beroep kan ingesteld worden bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn 30 dagen na ontvangst van de beslissing waartegen men beroep wil instellen.

§2. Een beroep wordt per beveiligde zending overgemaakt en bevat minimaal de volgende gegevens:

  1. de identiteit en het adres van de indiener;
  2. de aanwijzing van de administratieve akte en van de woning of het gebouw waarop het beroep betrekking heeft;
  3. een of meer bewijsstukken die de grond van het beroep staven;

§3. Als het beroep ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.

§4. De indiener voegt bij het beroep de overtuigingsstukken die hij nodig acht.

§5. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroep ingediend worden, waarbij het eerdere beroep als ingetrokken wordt beschouwd.

§6. Het college van burgemeester en schepenen registreert elk inkomend beroep in het leegstandsregister en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van het beroep.
Het college van burgemeester en schepenen heeft 90 dagen tijd om het beroep te behandelen.
Het college van burgemeester en schepenen toetst de ontvankelijkheid van het beroep. Het beroep is enkel onontvankelijk in één van de volgende gevallen:

  • het beroep is te laat ingediend,
  • het beroep gaat niet uit van de zakelijk gerechtigde of van een persoon zoals vermeld in artikel 7, §3 van dit reglement,
  • het beroep is niet ondertekend,
  • het beroep is niet per beveiligde zending ingediend.

§7. Als het college van burgemeester en schepenen vaststelt dat het beroep onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.

§8. Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepen op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het bevoegd personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

Artikel 8

Belastbare grondslag

§1. Er wordt voor de aanslagjaren 2022 tot en met 2025 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister.

§2. De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister.
Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.

Artikel 9

Belastingplichtige

§1. De belasting is verschuldigd door de houder van het zakelijk recht betreffende het leegstaand gebouw of de leegstaande woning op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.

§2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.

§3. De overdrager van het zakelijk recht moet de verkrijger ervan uiterlijk op het ogenblik van de overdracht van het zakelijk recht in kennis stellen van de opname van het gebouw of de woning in het leegstandsregister. Deze kennisgeving kan vervangen worden door een vermelding in de notariële akte.
Degene die het zakelijk recht overdraagt, is tevens verplicht om binnen de maand na het verlijden van de notariële akte, per beveiligde zending aan de gemeentelijke administratie een kopie van de notariële akte over te maken. Deze kopie bevat minstens volgende gegevens:

  • naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel,
  • datum van de akte, naam en standsplaats van de notaris,
  • nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het gebouw.

Hij kan de instrumenterende ambtenaar vragen om dit in zijn plaats te doen.

Artikel 10

Berekening van de belasting

§1. De basisbelasting bedraagt:

  • 1.250,00 euro voor een gebouw of woning. Indien een gebouw een of meerdere woningen bevat, is zowel het gebouw als de woning(en) belastbaar.
  • 1.250,00 euro voor een individuele kamer zoals gedefinieerd in de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

§2. Het bedrag van de belasting is gelijk aan het resultaat van de volgende formule: het bedrag van de basisbelasting vermeld onder §1 vermenigvuldigd met (x+1), waarbij x gelijk is aan het aantal periodes van 12 maanden dat de woning en/of het gebouw zonder onderbreking opgenomen is in het gemeentelijke leegstandsregister.
x mag niet meer bedragen dan 4.

Artikel 11

Aanvraag vrijstellingen

§1. Een vrijstelling van de heffing kan aangevraagd worden door middel van een daartoe bestemd aanvraagformulier.

§2. Bij opname in de leegstandsregister moet de aanvraag voor vrijstelling van de heffing worden ingediend via beveiligde zending voor het verstrijken van een (bijkomende) periode van 12 maanden waarop het gebouw en/of woning zonder onderbreking opgenomen is in het gemeentelijke leegstandsregister.

§3. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling zoals beschreven in artikel 12 dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan het bevoegd personeelslid. 

§4. Onverminderd § 1 tot en met 3, kan het bevoegd personeelslid vrijstellingen ambtshalve toekennen, maar enkel voor zover het bevoegd personeelslid in het bezit is van afdoende bewijskrachtige gegevens.

§5. Het al dan niet toekennen van een vrijstelling kan worden voorafgegaan door een controle van de administratie ter plaatse met het oog op een feitenonderzoek. De vrijstelling wordt geacht geweigerd te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

Artikel 12

Vrijstellingen

§1. Van de leegstandsheffing zijn vrijgesteld:

  1. De belastingplichtige die in een erkende ouderenvoorziening verblijft, indien de belastingplichtige laatste bewoner is van een woning die hij als hoofdverblijfplaats gebruikte en waarvan de woning de enige woning in zijn bezit is. Een bewijs van het verblijf door de erkende ouderenvoorziening waar de belastingschuldige verblijft, geldt hiervoor als bewijs, met dien verstande dat deze vrijstelling geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van opname.
  2. De belastingplichtige die voor een langdurig verblijf in een instelling of in een ziekenhuis wordt opgenomen, indien de belastingplichtige laatste bewoner is van een woning die hij als hoofdverblijfplaats gebruikte en waarvan de woning de enige woning in zijn bezit is. Een bewijs van het langdurig verblijf door de instelling of het ziekenhuis waar de belastingschuldige verblijft, geldt hiervoor als bewijs, met dien verstande dat deze vrijstelling geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van opname.
  3. De belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing. De vrijstelling geldt voor een periode die duurt tot 2 jaar na het opheffen van de gerechtelijke beslissing tot beperking van de handelsbekwaamheid. De maximale duur van de vrijstelling wordt evenwel beperkt tot vijf jaar.
  4. De belastingplichtige die minder dan twee jaar houder is van het zakelijk recht van de woning en/of het gebouw wordt vrijgesteld van belasting gedurende een periode van 2 jaar vanaf het moment van overdracht van het zakelijk recht.
  5. Vrijstelling voor sociale woningen opgenomen in goedgekeurd renovatieplan De houder van het zakelijk recht, bedoeld in art. 9, wordt vrijgesteld van de belasting, indien de woning een sociale huurwoning is, en dit op voorwaarde dat de woning is opgenomen in een renovatieplanning voor sociale woningen zoals bedoeld in art. 1 lid 10. De maximale duur van de vrijstelling wordt beperkt tot vijf jaar.

§2. Een vrijstelling wordt verleend indien de woning of het gebouw:

1. gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan.

2. geen voorwerp meer kan uitmaken van een omgevingsvergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld.

3. De houder van een zakelijk recht wordt vrijgesteld van belasting indien de woningen en/of gebouwen die krachtens het decreet van 12 juli 2013 betreffende het Onroerend Erfgoed zijn beschermd als monument en waarvoor bij de bevoegde overheid een ontvankelijk verklaard onderzoeks- of erfgoedpremiedossier is ingediend, gedurende de termijn van behandeling of waarvoor de bevoegde overheid attesteert dat het monument in de bestaande toestand bewaard mag blijven. De maximale duur van de vrijstelling wordt beperkt tot vijf jaar.

4. vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging; Een ramp is een gebeurtenis die zich voordoet buiten de wil van de houder van zakelijk recht en waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is.

5. De houder van een zakelijk recht wordt vrijgesteld van belasting indien de woningen en/of gebouwen waarvan het effectief gebruik onmogelijk is omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een van een gerechtelijke procedure, vanaf het begin van de onmogelijkheid tot effectief gebruik tot twee jaar na het einde van de onmogelijkheid. Bij deze aanvraag moeten stukken zijn gevoegd op basis waarvan de stand van zaken van het strafrechtelijk onderzoek of de gerechtelijke procedure kan worden afgeleid, en waaruit blijkt dat het effectief gebruik van de woning en/of het gebouw onmogelijk is omwille van deze procedure.

6. a) gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen omgevingsvergunning voor stabiliteitswerken en eventueel sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de omgevingsvergunning.

Indien de omgevingsvergunning enkel betrekking heeft op sloopwerkzaamheden, geldt deze vrijstelling slecht voor één jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de omgevingsvergunning.

b) Indien het gaat om renovatiewerken waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, kan de houder van het zakelijk recht vrijgesteld worden gedurende een termijn van maximaal drie jaar aan de hand van een renovatienota zoals bedoeld in Artikel 1, lid 8 van dit reglement.

Deze vrijstelling wordt verleend op voorwaarde dat de problematische situatie ten gronde wordt aangepakt. Daarnaast dienen de werken ook effectief uitgevoerd te worden. Daarom wordt de vrijstelling verleend in twee schijven van respectievelijk één en maximaal twee jaar.

De eerste schijf van één jaar gaat in op datum van ontvangst van de schriftelijke bevestiging van de volledige renovatienota.

De aanvraag van de tweede schijf van twee jaar moet gebeuren via een schriftelijke en gemotiveerde vraag aan het bevoegd personeelslid. In deze gemotiveerde vraag wordt een gedetailleerde stand van zaken van de werken opgenomen. Deze stand van zaken wordt onder andere aangetoond aan de hand van foto’s.

De aanvraag van de tweede schijf moet ingediend worden voor de eerste schijf verstrijkt. Om voor de tweede schijf in aanmerking te komen, moet uit de stand van zaken blijken dat de werken gestart zijn. De toekenning van de tweede schijf kan worden voorafgegaan door een plaatsbezoek van het bevoegd personeelslid ter controle. Indien blijkt uit de stand van zaken of uit het verslag van het plaatsbezoek dat de werken nog niet zijn gestart, dan wordt de tweede schijf geweigerd.

Indien een plaatsbezoek tot vaststelling van de voortgang van de werken wordt geweigerd of indien aan het bevoegd personeelslid geen toegang wordt verleend tot de woning en/of het gebouw, dan wordt de toekenning van een tweede schijf geweigerd.

Renovatiewerken die enkel betrekking hebben de sloop van een woning of gebouw en waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, geven geen aanleiding tot vrijstelling.

7. het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 3.30 §2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

8. het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 5.82 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

9. De houder van een zakelijk recht wordt vrijgesteld van belasting voor leegstand van de woning indien deze woning gelegen is boven een gebouw, maar enkel voor zover aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

  •  De woning is niet afsplitsbaar van het gebouw. Een woning is eerst afsplitsbaar indien ze na sloping van het gebouw kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
  • De woning niet toegankelijk is via een afzonderlijke toegang vanaf het openbaar domein of vanaf een aan het openbaar domein palende private toegangsweg of buitenruimte die toebehoort aan de houder van het zakelijk recht . Een afzonderlijke toegang is een toegang die leidt naar één of meer woningen boven hetzelfde gebouw, waarbij de woningen onafhankelijk van het gebouw op het gelijkvloers kunnen betreden worden via een afzonderlijke deur en vaste trap. 
  • Indien er geen bestaande afzonderlijke toegang verwijderd werd zonder dat hiervoor de noodzakelijke omgevingsvergunningen werden bekomen.

10. Woningen en gebouwen waarvoor de procedure tot schrapping in behandeling is, maar waarvoor de periode van 6 maanden nog niet is verstreken, worden tijdelijk vrijgesteld van belasting gedurende een periode van 6 maanden volgend op de start van de procedure tot schrapping.

De vrijstelling wordt herroepen indien de schrapping uiteindelijk geweigerd wordt.

§3. Uitsluitend de in het reglement opgesomde vrijstellingen worden toegepast.

Artikel 13

Beroepsprocedure vrijstellingen

§1. Er kan beroep worden ingesteld tegen de weigering van een aanvraag tot vrijstelling.

§2. Dit beroep kan ingesteld worden bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn 30 dagen na ontvangst van de beslissing waartegen men beroep wil instellen.

Een beroep wordt per beveiligde zending overgemaakt en bevat minimaal de volgende gegevens:

  1. de identiteit en het adres van de indiener,
  2. de aanwijzing van de administratieve akte en van het gebouw of de woning waarop het beroep betrekking heeft,
  3. een of meer bewijsstukken die de grond van het beroep staven.

§3. Als het beroep ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.

§4. De indiener voegt bij het beroep de overtuigingsstukken die hij nodig acht.

§5. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroep ingediend worden, waarbij het eerdere beroep als ingetrokken wordt beschouwd.

§6. Het college van burgemeester en schepenen registreert elk inkomend beroep in het leegstandsregister en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van het beroep.
Het college van burgemeester en schepenen heeft 90 dagen tijd om het beroep te behandelen.
Het college van burgemeester en schepenen toetst de ontvankelijkheid van het beroep. Het beroep is enkel onontvankelijk in één van de volgende gevallen:

  • het beroep is te laat ingediend,
  • het beroep gaat niet uit van de zakelijk gerechtigde, of van een persoon zoals vermeld in artikel 13, §3 van dit reglement,
  • het beroep is niet ondertekend,
  • het beroep is niet per beveiligde zending ingediend.

§7. Als het college van burgemeester en schepenen vaststelt dat het beroep onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.

§8. Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepen op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het bevoegd personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

Artikel 14

Invordering

De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 15

Bezwaar

§1. De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.
Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.

§2. Het bezwaarschrift wordt behandeld in overeenstemming met het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelasting.

Artikel 16

Slotbepalingen

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen zijn van toepassing op dit reglement.

Artikel 17

Toezending toezichthoudende overheid

Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.

Artikel 18

Het reglement "Pandenbeleid - Hernieuwing reglement inventarisatie en heffing leegstand", goedgekeurd door de gemeenteraad op 19 december 2019, wordt opgeheven.